1)Mozes en Aäron.
Dat is, door het beleid.
 
2)naar den mond des HEEREN;
Dat is, op des HEEREN bevel.
 
3)eerste maand,
Genaamd Abib, anders Nisan. Zie Exod. 12:2, en Exod. 13:4; Deut. 1:3.
 
4)door een hoge hand,
Zie Exod. 14:8.
 
5)Als de Egyptenaars begroeven
Alhoewel de Egyptenaar door deze begrafenissen hunner eerstgeborenen ten hoogste mochten vertoornd en verbitterd zijn geworden tegen de Israëlieten, die zij voor hun ogen zagen vertrekken, heeft hen God nochtans alzo verslagen en versaagd gemaakt, dat zij het hart niet hebben gehad om den kinderen Israëls enig leed te doen, of hun vrediglijk vertrek te verhinderen.
 
6)gerichten geoefend
Zie Exod. 12:12, en vergelijk Jes. 19:1.
 
7)Rameses verreisd waren,
Zie Gen. 47:11.
 
8)Pi-hachiroth,
Zie Exod. 15:27.
 
9)Sin.
Waar zij, tegen den HEERE murmurerende, eerst het manna bekomen hebben. Deze woestijn is te onderscheiden van de andere woestijn Zin, of Tsin, onder, Num. 33:36.
 
10)Kibroth-thaava.
Dat is, lustgraven.
 
11)Zin,
Zie boven, Num. 13:21.
 
12)naar den mond des HEEREN,
Dat is, naar Gods ordinantie en bevel.
 
13)vijfde maand,
Bij de Joden genaamd Ab, pssende op onze Juli en Augustus.
 
14)was honderd drie en twintig jaren oud,
Hebreeuws, was een zoon van honderd en drie en twintig jaar.
 
15)Harad,
Of, de koning Harad. Zie de historie van dezen, boven, Num. 21:1,2,3, en de aantekeningen aldaar.
 
16)Abarim,
Zijnde bergen in het land der Moabieten gelegen, en hetzelve scheidende van het land der Ammonieten; zie onder, Num. 33:47.
 
17)Dibon-gad.
Tot onderscheid van een ander Dibon, dat den kinderen van Ruben toegedeeld is; Joz. 13:15,17.
 
18)Abarim,
Strekkende van bij de Dode zee, of het zuidelijke einde van Arnon tot aan Nebo.
 
19)Nebo.
Zie Deut. 34:1.
 
20)Jericho.
Dat is, waar deze rivier tegenover Jericho is lopende; alzo elders meer.
 
21)sittim,
Enigen menen dat dit gezelfde plaats is, die boven alleenlijk Sittim genoemd is, Num. 25:1, en hier genoemd Abel-Sittim, ten aanzien van de klacht en rouw, die de kinderen Israëls aldaar bedreven over de plaag des Heeren.
 
22)gegotene beelden verderven,
Hebreeuws, beelden van gieting, of, gegoten dingen.
 
23)hoogten verdelgen.
Zie Lev. 26:30.
 
24)die veel zijn,
Zie boven, Num. 26:54.
 
25)voor iemand het lot zal uitgaan,
Hebreeuws, hem.
 
26)doornen zullen zijn
Dat is, zij zullen u een gedurige kwelling en verdriet zijn, zij zullen u lust en rust benemen, mitsgaders u verleiden tot zonden, om welker wil mijn toorn jegens u ontsteken zal. Zie Joz. 23:13; Richt. 2:3; vergelijk Exod. 23:33, en Exod. 34:12; Deut. 7:16. De waarheid van dit goddelijk dreigement hebben de Israëlieten doorgaans ondervonden, tot Davids tijden toe.
 
27)benauwen op het land,
Of, vijandiglijk handelen.