1)des schuldoffers;
Zie boven, Lev. 5:6.
 
2)heiligheid der heiligheden.
Zie boven, Lev. 2:3.
 
3)In de plaats,
Zie van deze plaats boven, Lev. 1:3.
 
4)zij het
Namelijk, de priesters.
 
5)brandoffer slachten,
Zie van dit offer boven, Lev. 6:9.
 
6)en zal deszelfs bloed rondom op het altaar sprengen.
Hetwelk door een der priesters geschieden moest. Zie boven, Lev. 1:5.
 
7)met de nieren,
Zie boven, Lev. 3:4.
 
8)in de heilige plaats zal het gegeten worden;
Zie boven, Lev. 6:16.
 
9)het zal des priesters zijn,
Te weten, het offer.
 
10)gedaan zal hebben.
Namelijk, bedienende deze ceremonie die de verzoening betekende, en wees op den Messias, die haar verwerven zou. Zie boven, Lev. 1:4.
 
11)droog,
Dat is, zonder olie of drankoffer, gelijk de spijsoffers voor de zonde waren, boven, Lev. 5:11 en de ijveroffers; Num. 5:15.
 
12)voor den enen als voor den anderen.
Hebreeuws, des mans als zijns broeders.
 
13)des dankoffers,
Zie boven, Lev. 3:1.
 
14)een daarvan
Te weten, een van de gedesemde broden, in Lev. 7:13 vermeld.
 
15)hefoffer offeren;
Versta, ene offerande, die in het offeren door den priester omhoog geheven werd. Zie van dezelve ook onder, Lev. 7:32; Exod. 29:27,28, en vergelijk hiermede onder de aantekeningen op Lev. 7:30.
 
16)het zal voor den priester zijn,
Te weten, het hefoffer.
 
17)van deszelfs offerande gegeten worden;
Dat is, wanneer de offerande geschieden zal.
 
18)gelofte,
Versta, een godsdienstige belofte, den Heere vrijwilliglijk gedaan van hetgeen voor hem geoorloofd en in onze macht is, ter ere Gods en tot bewijs van dankbaarheid. Vergelijk Num. 30:2.
 
19)vrijwillig offer is,
Dat is, hetwelk iemand, niet genoodzaakt zijnde door enige wet, uit enkele mildheid zijns harten den Heere opofferde. Zie van zulk een offer ook onder, Lev. 22:23; Ezech. 46:12.
 
20)enigszins van dat vlees
Hebreeuws, etende gegeten werd.
No Link found
 
21)aangenaam zijn;
Te weten, voor den Heere.
 
22)toegerekend worden,
Voor een aangenaam dankoffer.
 
23)een afgrijselijk ding zijn;
Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk wat door oudheid van kwaden reuk en kleur geworden is.
 
24)de ziel,
Dat is, mens; alzo in het volgende.
 
25)haar ongerechtigheid dragen.
Zie boven, Lev. 5:1.
 
26)het vlees,
Van het dankoffer, zie Lev. 7:18,20.
 
27)aangaande het andere vlees,
Te weten, wat nog overgebleven is en niets onreins aangeroerd heeft.
 
28)een ieder, die rein is,
Te weten, van de priesters en van degenen, die de offerande brengen om geofferd te worden.
 
29)onreinigheid aan haar is,
Versta, ceremoniëele onreinheid, waarvan de mens zich nog niet zal gereinigd hebben, gelijk hier Lev. 21: en Lev. 22: geboden wordt.
 
30)uit haar volken uitgeroeid worden.
Zie Gen. 17:14.
 
31)verfoeisel,
Dat is, enig ding wat voor onrein verklaard, en daarom verfoeilijk en te schuwen is.
 
32)Geen vet van een os,
Zie boven, Lev. 3:17.
 
33)alle werk
Dat is, allerlei.
 
34)gebezigd worden;
Hebreeuws, gedaan.
 
35)doch gij zult het ganselijk niet eten.
Hebreeuws, etende zult gij dat niet eten.
 
36)zal zijn offerande
Te weten, hijzelf in persoon, niet een ander voor hem. Zie Lev. 7:30.
 
37)van zijn dankoffer
Dat is, van die stukken of delen, die òf aan God geofferd, òf den priesters gegeven moesten worden.
 
38)aan de borst
Of, met.
 
39)beweegoffer
Versta, naar sommiger mening, een offer, hetwelk, wanneer het gedaan werd door den priester, naar de vier hoeken der wereld moest bewogen worden; en is aldus onderscheiden van het hefoffer, hetwelk slechts met opheffing opwaarts bewogen werd; boven, Lev. 7:14. Zie ook van dit beweegoffer onder, Lev. 8:27, en Lev. 9:21.
 
40)rechterschouder ten dele zijn.
Zie Exod. 29:22.
 
41)beweegborst
Hebreeuws, borst der beweging. Zie boven, Lev. 7:14.
 
42)hefschouder
Hebreeuws, schouder der opheffing.
 
43)eeuwige inzetting
Zie Gen. 13:15.
 
44)de zalving van Aäron en de zalving van zijn zonen,
Dat is, het recht en de wettelijke portie, hetwelk Aäron en zijnen zonen, vanwege hun priesterambt, waartoe zij beroepen en door de zalving ingewijd zijn, toebehoort.
 
45)ten dage
Dat is, van dien dag af, dat zij in hun ambt ingewijd zijn.
 
46)Hij hen deed naderen,
Mozes, of God door Mozes; anders, als hij zal doen naderen; te weten, Aäron.
 
47)Hetwelk de HEERE hun van de kinderen Israëls geboden heeft.
Te weten, deel.
No Link found
 
48)vuloffers en des dankoffers;
Of, des wijoffers. Hebreeuws, der vervullingen; want den priesters, toen zij in hun ambt gesteld werden, zijn de handen met offeranden gevuld geweest. Of, met die offerande werd hunne bevestiging in het priesterlijke ambt vervuld. Zie Exod. 28:41, en Exod. 29:9, en Exod. 32:29, onder, Lev. 8:33; 1 Kon. 13:33; Ezech. 43:26.