1)hetzelfde jaar,
Als hij Zedekia, de priesters en het volk vermaand had [gelijk boven Jer. 27:12, enz.] hun hals te buigen onder het juk van den koning van Babel.
 
2)vierde jaar,
In hetwelk de koning Zedekia ook een gezant gezonden heeft naar Babel, zie onder Jer. 51:59.
 
3)Hananja,
Hebreeuws, Chananja.
 
4)Azur,
Hebreeuws, Azzur.
 
5)profeet,
Versta, valse profeet, alzo in het volgende.
 
6)Gibeon was,
Ene stad der priesters, Joz. 21:13,17.
 
7)ogen der priesteren
Dat is, in de tegenwoordigheid, en zo dikwijls in het volgende.
 
8)volle jaren
Hebreeuws, jaren der dagen. Zie Gen. 41:1, alzo onder Jer. 28:11.
 
9)weggevoerd zijn van Juda,
Hebreeuws, gevankelijke wegvoering, vervoering, alzo onder Jer. 28:6, en Jer. 29:1,20, en elders dikwijls.
 
10)spreekt de HEERE;
Dit sprak hij valselijk. Zie boven Jer. 23:31.
 
11)ogen der priesteren,
Gelijk boven Jer. 28:1.
 
12)Amen,
Dat is, het worde waar. Zie Num. 5:22.
 
13)des HEEREN huis,
Dat is, van zijn huis; gelijk dikwijls.
 
14)weggevoerd,
Gelijk Jer. 28:4.
 
15)hoor nu dit woord,
Gij Hananja.
 
16)tegen vele landen
Als de zonden de overhand hadden en rijp waren ter straf, is zulks gewoonlijk de last der profeten geweest; nu doet gij [wil Jeremia zeggen] het tegendeel, stijvende het volk in boosheid, waar de getrouwe profeten door dreigementen van Gods straffen hen tot bekering zochten te bewegen, met beloften van de genade voor de boetvaardigen.
No Link found
 
17)grote koninkrijken geprofeteerd,
Of, machtige.
 
18)kwaad,
Dat is, allerlei plagen, ongeluk en ellende, die gemeenlijk bij den oorlog zijn, als, honger, verwoesting van landen en lieden, enz.
 
19)De profeet,
Of, aangaande een profeet, enz.
 
20)komt,
Dat is, nakomt, vervuld wordt. Alzo Richt. 13:12.
 
21)het juk van den hals
Zie boven Jer. 27:2.
 
22)ogen des gansen volks,
Gelijk boven Jer. 28:1,5.
 
23)volle jaren,
Gelijk boven Jer. 28:3.
 
24)van den hals al der volken.
Versta, nemende dat van den hals, enz. uit Jer. 28:10, alzo in Jer. 28:12.
 
25)ging zijns weegs.
Verwachtende nadere openbaring en last van God.
 
26)jukken
Dit kan men verstaan, dat Hananja het ene houten juk van Jeremia brekende, daardoor te verstaan wilde geven dat al de andere, waarvan Jer. 27:2,3, enz., van gelijken zouden gebroken worden. Of, men kan het hier overzetten, houten disselen [zie boven Jer. 27:2], omdat in het volgende een ander Hebreeuws woord, dat ook een juk betekent, gebruikt wordt. Vergelijk wijders Deut. 28:48.
 
27)gij verbroken:
O Hananja.
 
28)gij in plaats van die ijzeren jukken maken.
O Jeremia; dit zijn de woorden, die God tot Jeremia gesproken had om Hananja dezelve in zijnen naam aan te zeggen.
 
29)gedierte des velds gegeven.
Zie boven Jer. 27:6.
 
30)wegwerpen van den aardbodem;
Uit het land der levenden wegnemen [gelijk de Schrift elders spreekt] en verzenden naar uwe plaats. Vergelijk Hand. 1:25.
 
31)afval gesproken hebt
Het volk door uw valse profetieën in afvalligheid en boosheid stijvende. Vergelijk Deut. 13:5.
 
32)zevende maand.
De tweede maand, nadat hem de dood door Jeremia was aangezegd. Zie boven Jer. 28:1.