1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28


1Het eerste boek1) heb ik gemaakt, o Theofilus,2) van al hetgeen Jezus begonnen heeft beide te doen en te leren;
2Tot op den dag, in welken Hij opgenomen is, nadat Hij door den3) Heiligen Geest aan de apostelen, die Hij uitverkoren4) had, bevelen had5) gegeven.
3Aan welke Hij ook, nadat Hij geleden had, Zichzelven levend vertoond heeft,6) met vele gewisse kentekenen,7) veertig dagen lang, zijnde van hen gezien, en sprekende van de dingen, die het Koninkrijk Gods aangaan.
4En als Hij met hen8) vergaderd was, beval Hij hun, dat zij van Jeruzalem niet scheiden zouden, maar verwachten de belofte9) des Vaders, die gij, zeide Hij, van Mij gehoord hebt.
5Want Johannes doopte wel met water, maar gij zult met den Heiligen10) Geest gedoopt worden, niet lang na11) deze dagen.
6Zij dan, die samengekomen waren, vraagden Hem, zeggende: Heere, zult Gij in dezen tijd aan Israel12) het Koninkrijk13) wederoprichten?
7En Hij zeide tot hen: Het komt u niet toe, te weten de tijden of gelegenheden,14) die de Vader in Zijn eigen macht gesteld heeft;
8Maar gij zult15) ontvangen de kracht des Heiligen Geestes, Die over u komen zal; en gij zult Mijn getuigen16) zijn, zo te Jeruzalem, als in geheel Judea en Samaria, en tot aan het uiterste der aarde.
9En als Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen,17) daar zij het zagen, en een wolk nam Hem weg18) van hun ogen.
10En alzo zij hun ogen naar den hemel hielden, terwijl Hij heenvoer, ziet, twee mannen19) stonden bij hen in witte kleding;20)
11Welke ook zeiden: Gij Galilese21) mannen, wat staat gij en ziet op naar den hemel? Deze Jezus, Die van u opgenomen is in den hemel, zal alzo komen,22) gelijkerwijs gij Hem naar den hemel hebt zien heenvaren.
12Toen keerden zij wederom naar Jeruzalem, van den berg, die genaamd wordt de Olijf berg,23) welke is nabij Jeruzalem, liggende van24) daar een sabbatsreize.25)
13En als zij ingekomen waren,26) gingen zij op in de opperzaal, waar zij bleven, namelijk Petrus en Jakobus,27) en Johannes en Andreas, Filippus en Thomas, Bartholomeus en Mattheus, Jakobus, de zoon van Alfeus, en Simon Zelotes, en Judas,28) de broeder van Jakobus.
14Deze allen waren eendrachtelijk volhardende29) in het bidden en smeken, met de vrouwen,30) en Maria, de moeder van Jezus, en met Zijn broederen.31)
15En in dezelve32) dagen stond Petrus op in het midden der discipelen, en sprak (er was nu een schare bijeen van omtrent honderd en twintig personen):33)
16Mannen broeders, deze Schrift moest vervuld worden, welke de Heilige Geest door den mond Davids voorzegd heeft van Judas, die de leidsman geweest is dergenen die Jezus vingen;
17Want hij was met ons gerekend,34) en had het lot dezer35) bediening verkregen.
18Deze dan heeft verworven36) een akker,37) door het loon38) der ongerechtigheid,39) en voorwaarts40) overgevallen41) zijnde, is midden opgeborsten, en al zijn ingewanden zijn uitgestort.
19En het is bekend geworden42) allen, die te Jeruzalem wonen, alzo dat die akker in hun eigen43) taal genoemd wordt Akeldama, dat is, een akker des bloeds.44)
20Want er staat geschreven in het boek der Psalmen; Zijn woonstede worde woest, en er zij niemand die in dezelve wone. En: Een ander neme zijn opzienersambt.
21Het is dan nodig, dat van de mannen, die met ons ongedaan hebben al den tijd, in welken de Heere Jezus onder ons ingegaan en uitgegaan46) is,
22Beginnende van den doop47) van Johannes, tot den dag toe, in welken Hij van ons opgenomen is, een derzelven met ons getuige worde van Zijn opstanding.48)
23En zij stelden er twee, Jozef,49) genaamd Barsabas, die toegenaamd was Justus, en Matthias.
24En zij baden en zeiden: Gij Heere!50) Gij Kenner der51) harten van allen, wijs van deze52) twee een aan, dien Gij uitverkoren hebt;
25Om te ontvangen het lot dezer53) bediening en des apostelschaps, waarvan Judas afgeweken is,54) dat hij heenging in zijn eigen55) plaats.
26En zij wierpen hun56) loten; en het lot viel op Matthias,57) en hij werd met gemene58) toestemming tot de elf apostelen gekozen.