|
---|
1 | Een psalm van David. HEERE, wie zal verkeren in Uw tent?1) Wie zal wonen op den berg Uwer heiligheid?
|
2 | Die oprecht2) wandelt, en gerechtigheid werkt, en die met zijn hart3) de waarheid spreekt;
|
3 | Die met zijn tong niet achterklapt, zijn metgezellen geen kwaad doet, en geen smaadrede opneemt4) tegen zijn naaste;
|
4 | In wiens ogen de verworpene veracht is, maar hij eert degenen, die den HEERE vrezen; heeft hij gezworen tot zijn schade, evenwel verandert hij niet;
|
5 | Die zijn geld niet geeft op woeker,5) en geen geschenk neemt tegen den onschuldige. Die deze dingen doet, zal niet wankelen6) in eeuwigheid.
|
|
---|