1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150


1Een lied Hammaaloth. Uit de diepten roep ik tot U, o HEERE!
2HEERE! hoor naar mijn1) stem; laat Uw oren opmerkende zijn op de stem mijner smekingen.
3Zo Gij, HEERE! de ongerechtigheden gadeslaat; HEERE!2) wie zal bestaan?3)
4Maar bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt.4)
5Ik verwacht den HEERE;5) mijn ziel verwacht, en ik hoop op Zijn Woord.6)
6Mijn ziel wacht op den HEERE, meer dan de wachters op den morgen; de wachters op den morgen.
7Israel hope op7) den HEERE; want bij den HEERE8) is goedertierenheid, en bij Hem is veel verlossing.
8En Hij zal Israel verlossen9) van al zijn ongerechtigheden.