1)sprak de HEERE tot Mozes,
De eerste zeven verzen dit hoofdstuk, worden van anderen, naar uitwijzen van den Hebreeuwsen tekst, bij Lev. 5: gevoegd, en dat niet zonder reden, dewijl hier nog van de schuldoffers gehandeld wordt.
 
2)mens gezondigd,
Hebreeuws, ziel; en zo in het volgende. Zie Gen. 12:5.
 
3)tegen den HEERE
Die aan zijn naasten misdoet, zondigt ook tegen den Heere; niet alleen omdat de mens Gods schepsel is en Hem toebehoort, maar ook omdat God bevolen heeft zijn naasten te lieven, en niet te beschadigen; en dikwijls in en over de zonden tegen den naasten begaan, de naam des Heeren misbruikt wordt.
 
4)gelogen hebben
Anders, geloochend.
 
5)ter hand gesteld was,
Hebreeuws, van stelling der hand; dat is, dat iemand in handen gegeven en besteld is, hetzij van een alleen, of van velen, met welke hij door handgeving, handtekening of anderszins in gemeenschap of maatschappij getreden is, om dat wèl te bezorgen en waar te nemen.
 
6)met geweld zijn naaste onthoudt;
Of, bedriegelijk zijn naasten onttrokken heeft.
 
7)in zijn hoofdsom wedergeve,
Hebreeuws, in zijn hoofd; dat is in het principale zelf wat ontvreemd is, of in de kapitale som.
 
8)op den dag zijner schuld.
Dat is, als hij schuldig bevonden en verklaard zal worden. Anders, ten dage zijns schuldoffers; dat is, wanneer hij de offerande voor zijne schuld zal moeten offeren om zich te verzoenen met God, dan zal hij meteen zijn naasten voldoen; vergelijk Matth. 5:23.
 
9)met uw schatting,
Zie boven, Lev. 5:15.
 
10)hem verzoening doen
Zie boven, Lev. 1:4.
 
11)waar hij schuld aan heeft.
Hebreeuws, ten schuld daarin.
 
12)Dit is de wet des brandoffers;
Dat is, het voorschrift van die manier hoe men brandoffer doen zal, of het dagelijkse, Exod. 29:38, of het vrijwillige, Lev. 1, of wat de wet voor enige zonde beveelt.
 
13)het is hetgeen,
Te weten, het brandoffer. Het is ene beschrijving des brandoffers; vergelijk die met de aantekeningen op Gen. 8:20.
 
14)het vuur des altaars
Te weten, wat op dit altaar, toen de eerste offerande daarop geschiedde, uit den hemel gevallen is, en daarna altijd brandende onderhouden moest worden; onder Lev. 6:12,13.
 
15)linnen kleed aantrekken,
Zie hiervan, Exod. 28:39,40.
 
16)die bij het altaar leggen.
Te weten, as. Zie boven, Lev. 1:16.
 
17)tot buiten het leger uitdragen aan een reine plaats.
Zie boven, Lev. 4:12.
 
18)daar
Te weten, op het altaar.
 
19)elken morgen hout aansteken,
Hebreeuws, in den morgen, in den morgen. Zie Gen. 39:10.
 
20)spijsoffers;
Zie boven, Lev. 2:1.
 
21)voor aan het altaar.
Anders, op het altaar. Hebreeuws, aan het aangezicht des altaars.
 
22)een liefelijke reuk
Zie boven, Lev. 1:9.
 
23)tot deszelfs gedachtenis
Zie boven, Lev. 2:2.
 
24)zullen Aäron en zijn zonen eten;
Deze wet had drie redenen:
 
25)in den voorhof van de tent
Hiermede wordt uitgedrukt welke de heilige plaats is, waar het heilige door de priesters gegeten moest worden. Zie ook onder, Lev. 6:26, en Lev. 10:12,13.
 
26)een heiligheid der heiligheden,
Zie boven, Lev. 2:3.
 
27)eeuwige inzetting
Hebreeuws, inzetting der eeuwigheid. Zie Gen. 13:15.
 
28)wat
Of, al wie.
 
29)die zal aanroeren,
Te weten, de dingen, vermeld in Lev. 6:16,17.
 
30)heilig zijn.
Dat is, voor heilig geacht en niet gebruikelijk in enige andere zaken; maar het meost òf gebroken òf gewassen òf ook geschuurd en afgespoeld worden. Zie onder, Lev. 6:27,28.
 
31)hij zal gezalfd worden:
Namelijk, Aäron, of een zijner zonen.
 
32)efa meelbloem,
Zie boven, Lev. 5:11.
 
33)een spijsoffer gedurig;
Dat is, of, gelijk het gedurig spijsoffer, of, met het gedurig spijsoffer, of, ten gedurigen spijsoffer; te weten, in de zalving der priesters. Aangaande het gedurig spijsoffer, zie Exod. 29:40.
 
34)de helft daarvan op den morgen,
Dat is, de ene helft der meelbloem voor het morgenoffer en de ander voor het avondoffer.
 
35)geroost zult gij het brengen;
Anders, gebakken, en zo gezoden, dat het opbobbelt en door het koken opgeblazen wordt, en tot enige verheffing komt; alzo onder, Lev. 7:12.
 
36)gebakken stukken
Hebreeuws, kooksel des spijsoffers van de stukken; dat is, gekookte of gebakken stukken des spijsoffers.
 
37)gezalfde zal worden,
Te weten, om na zijn dood in zijn ambt te treden.
 
38)aangestoken worden.
Om ganselijk verbrand te worden.
 
39)Alzo zal alle spijsoffer des priesters ganselijk zijn;
Te weten, dat het gans aangestoken en verbrand zal worden. Anders, zal geheel verbrand worden.
 
40)zondoffers:
Zie boven, Lev. 4:3.
 
41)in de plaats,
Zie boven, Lev. 1:3.
 
42)het is een heiligheid der heiligheden.
Zie boven, Lev. 2:3.
 
43)voor de zonde offert,
Hebreeuws, ontzondigt; dat is, voor de zonde offert.
 
44)wat deszelfs vlees zal aanroeren,
Of, wie.
 
45)heilig zijn;
Zie boven, Lev. 6:18.
 
46)dat,
Te weten, kleed.
 
47)de heilige plaats wassen.
Zie boven, Lev. 6:16.
 
48)water gespoeld worden.
Te weten, in het heilige water. Zie Exod. 40:7,30, en onder, Lev. 8:11.
 
49)zondoffer,
Zodanige waren de zondoffers, die voor het vergrijp des hogepriesters en der gehele gemeente geofferd werden; Lev. 4:5,16. Idem het jaarlijkse zondoffer op den dag der verzoening; Lev. 16:27.