1)hetwelk,
Of, hetwelk u en uwen zonen tot een bescheiden deel zal zijn eeuwiglijk. Hebreeuws, tot een bescheiden deel der eeuwigheid.
 
2)zocht zeer naarstiglijk
Hebreeuws, zoekende zocht; dat is, hij zocht zeer vlijtiglijk.
 
3)bok des zondoffers;
Die voor de zonde des volks was geofferd geweest, boven, Lev. 9:15, welverstaande het deel daarvan, hetwelk den priester toekwam.
 
4)toornig,
Omdat zij niet naar behoren hun ambt bediend hadden, hebbende verbrand wat zij moesten gegeten hebben.
 
5)heilige plaats?
Zie boven, Lev. 10:13.
 
6)Hij heeft u dat gegeven,
De Heere.
 
7)dragen,
Zie Exod. 28:38.
 
8)heiligdom gedragen;
Hebreeuws, heiligheid; dat is, in het eerste deel des tabernakels, anders genaamd het heilige, in hetwelk dit bloed moest gebracht zijn; zie boven, Lev. 4:5,16; indien dit geschied ware, had de bok geheel moeten verbrand worden, namelijk buiten het leger. Zie boven, Lev. 4:12,21, en Lev. 6:30, en Lev. 16:27.
 
9)ganselijk gegeten hebben
Hebreeuws, etende moest gij gegeten hebben.
 
10)in het heiligdom,
Dat is, bij het heiligdom in den voorhof, waar de heilige eetplaats was. Zie boven, Lev. 10:12.
 
11)wedervaren;
Of, ontmoet, of bejegend; te weten, dat ik mijn twee zonen Nadab en Abihu verloren heb, en daarover geen rouw heb mogen dragen, zodat ik door de droefheid mijns harten van het offer niet heb kunnen eten.
 
12)goed geweest zijn
Dat is, zou dat den Heere behagelijk en aangenaam geweest zijn? Te weten, dat ik, die nog in droefenis verkeer over de straf mijner twee zonen, met bedroefd gemoed het zondoffer zou gegeten hebben?