1)leer ons bidden,
Dat is, geef ons een voorschrift des gebeds, hetwelk wij mogen gebruiken, en naar hetwelk wij onze gebeden mogen richten.
 
2)Onze Vader,
Zie der verklaring van dit gebed bij Matth. 6:9, enz.
 
3)elken dag
Of, van dag tot dag, of alle dagen.
 
4)dagelijks brood.
Of, genoegzaam; zie Matth. 6:11.
 
5)ter middernacht
Dat is zelfs ter ongelegenster tijd.
 
6)van de reis tot mij gekomen is,
Grieks van den weg.
 
7)in de slaapkamer;
Of, te bed.
 
8)onbeschaamdheid wil,
Dat is, ter wille van zijn moeilijk en ontijdig aanhouden, hetwelk wel somwijlen onaangenaam is bij de mensen, maar niet bij God, Luk. 18:1; 1 Thess. 5:17.
 
9)zoveel als hij er behoeft.
Namelijk broden.
 
10)Bidt,
Zie hiervan de verklaring Matth. 7:8.
 
11)hemelse Vader
Grieks die uit den hemel is.
 
12)was stom.
Dat is, maakte den bezeten mens stom en ook blind, gelijk te zien is Matth. 12:22.
 
13)Beelzebul,
Anders, Beëlzebub. Zie daarvan Matth. 10:25.
 
14)begeerden van Hem
Grieks zochten.
 
15)uit den hemel.
Zie Matth. 16:1.
 
16)gedachten,
Of, overleggingen.
 
17)een huis,
Grieks huis tegen huis; dat is tegen zichzelven; gelijk te zien is Matth. 12:25.
 
18)zonen uit?
Zie Matth. 12:27.
 
19)rechters zijn.
Dat is, met hun doen en getuigenis u veroordelen.
 
20)den vinger Gods de duivelen uitwerp,
Dat is, door de kracht of Geest Gods, gelijk er staat Matth. 12:28. Dergelijke manier van spreken zie Exod. 8:19.
 
21)hof bewaart,
Of, paleis.
 
22)al wat hij heeft
Of, al zijne goederen.
 
23)vrede.
Dat is, in rust en zekerheid.
 
24)roof uit.
Mattheüs zegt vaten; dat is huisraad.
 
25)met Mij niet is,
Namelijk om Gods eer en de zaligheid der mensen te bevorderen; zie Mark. 9:40.
 
26)Wanneer de onreine geest
Zie hiervan de verklaring Matth. 12:43, enz.
 
27)dorre plaatsen,
Grieks waterloze, droge.
 
28)met bezemen gekeerd en versierd.
Of, geveegd.
 
29)Ja, zalig zijn degenen,
Christus ontkent hier niet dat zijne moeder zalig is, maar leert dat hare en andere zaligheid niet voortkomt uit vleselijke geboorte, maar door het gehoor van het woord Gods met waar geloof aangenomen.
 
30)gelijk Jonas den Ninevieten een teken geweest is,
Zie hiervan de verklaring van Christus zelven, Matth. 12:40.
 
31)veroordelen;
Namelijk door haar voorbeeld.
 
32)van de einden der aarde,
Grieks uit.
 
33)meer dan Salomo is hier.
Dat is, een die voortreffelijker is dan Salomo, zo van persoon als van ambt.
 
34)het licht zien mogen.
Grieks het schijnsel.
 
35)verlicht;
Of, luchtig; zie Matth. 6:22.
 
36)Zie dan toe,
Of, ziet dan, of niet het licht, hetwelk in u is, duisternis zij.
 
37)geheel verlicht zijn,
Namelijk wat van u gedaan wordt, of voortkomt.
 
38)bad Hem een zeker Farizeer,
Grieks vraagde Hem.
 
39)het binnenste van u is vol van roof en boosheid.
Hetwelk verstaan kan worden, òf van de harten der Farizeën, òf van hunne schotels: gelijk uitgedrukt staat Matth. 23:25.
 
40)daarin is;
Namelijk in den schotel, of hetgeen gij hebt, gelijk Luk. 19:8, of hetgeen in u is; dat is, verandert uwe onrechtvaardigheid in gerechtigheid en weldadigheid tegen de armen; gelijk Dan. 4:27.
 
41)alles is u rein.
Dat is, dan zult gij de spijs en drank met goede conscientie en dankzegging gebruiken mogen, 1 Tim. 4:4; Tit. 1:15. Anders, zal u rein zijn.
 
42)vertient munte,
Zie Matth. 23:23.
 
43)alle moeskruid,
Dat is, allerlei.
 
44)het oordeel en de liefde Gods.
Dat is, gerechtigheid en billijkheid tegen uwe naaste.
 
45)het voorgestoelte in de synagogen,
Of, voorste zitting.
 
46)niet openbaar zijn,
Of verborgen, namelijk in de aarde.
 
47)weten het niet.
Of, kennen ze niet.
 
48)wetgeleerden,
De schriftgeleerden waren ook wel wetgeleerden; dan het schijnt dat onder dezelven enigen waren, die in wetenschap uitstaken, en die dezen naam bijzonder voerden.
 
49)dat gij mede behagen hebt
Grieks en gij hebt mede behagen.
 
50)bouwt hun graven.
Dat is, als gij hunne graven opbouwt, zo toont gij daarmede dat gij rechte kinderen zijt dergenen, die de profeten hebben gedood, Matth. 23:31. En hoewel gij daarmede wilt schijnen uwer vaderen daad te misprijzen, zo blijkt nochtans uit den haat en de wreedheid, die gij bewijst tegen de rechtzinnige leraars, dat gij daarin uwen vaderen gelijk zijt; en zo gij in dien tijd geleefd hadt, dat gij hetzelfde ook aan de profeten zoudt hebben gedaan.
 
51)zegt ook
Of, heeft gezegd.
 
52)de wijsheid Gods:
Dit spreekt Christus van zichzelven, alzo hij de eeuwige wijsheid des Vaders is, Spreuk. 8:1,22; 1 Cor. 1:24, gelijk blijkt uit Matth. 23:34.
 
53)dit geslacht afgeeist worde
Zie Matth. 23:35.
 
54)Zacharia,
Van dezen Zacharia zie Matth. 23:35.
 
55)het huis Gods;
Dat is, de tempel, gelijk verklaard wordt Matth. 23:35.
 
56)den sleutel der kennis weggenomen;
Deze sleutel is de rechte verklaring van Gods Woord, waardoor den mensen de ingang tot den hemel geopend wordt, welke geweerd zijnde, zo wordt deze ingang als toegesloten. Zie Matth. 23:13.
 
57)hard aan te houden,
Of, heftiglijk op Hem toeleggen.
 
58)te doen spreken;
Grieks uit den mond de woorden te halen.