|
---|
1 | Maar van de tijden en de gelegenheden,1) broeders! hebt gij niet van node, dat men u schrijve.
|
2 | Want gij weet zelven zeer wel, dat de dag2) des Heeren alzo zal3) komen, gelijk4) een dief in de nacht.
|
3 | Want wanneer zij zullen zeggen6)5): Het is vrede, en zonder7) gevaar; dan zal een8) haastig verderf hun overkomen, gelijk de barensnood een bevruchte vrouw; en zij zullen het geenszins ontvlieden;
|
4 | Maar gij, broeders, gij zijt niet in9) duisternis, dat u die dag als10) een dief zou bevangen.
|
5 | Gij11) zijt allen kinderen des lichts12), en kinderen des daags; wij zijn niet des nachts, noch der duisternis.
|
6 | Zo laat ons dan niet slapen13), gelijk als de anderen, maar laat ons waken14), en nuchteren15) zijn.
|
7 | Want die slapen, slapen des nachts, en die dronken zijn, zijn des16) nachts dronken;
|
8 | Maar wij, die17) des daags zijn, laat ons nuchteren zijn, aangedaan hebbende het borstwapen18) des geloofs en der liefde, en tot19) een helm, de hoop der zaligheid.
|
9 | Want God heeft ons niet gesteld20) tot toorn21), maar tot verkrijging22) der zaligheid, door onzen Heere Jezus Christus;
|
10 | Die voor ons gestorven is, opdat wij, hetzij dat wij waken, hetzij dat wij slapen23), te zamen met Hem leven zouden.
|
11 | Daarom vermaant24) elkander, en sticht25) de een den anderen, gelijk gij ook doet.
|
12 | En wij bidden u, broeders, in29)gen">erkent26) degenen, die onder u arbeiden27), en uw voorstanders28) zijn in den Heere, en u vermanen30);
|
13 | En acht hen zeer veel in31) liefde, om32) huns werks wil. Zijt vreedzaam onder elkander.
|
14 | En wij bidden u, broeders, vermaant de ongeregelden33), vertroost de kleinmoedigen, ondersteunt34) de zwakken, zijt lankmoedig jegens allen.
|
15 | Ziet, dat niemand kwaad voor kwaad iemand vergelde; maar jaagt allen tijd het goede35) na, zo jegens elkander als jegens allen.
|
16 | Verblijdt36) u te allen tijd.
|
17 | Bidt zonder37) ophouden.
|
18 | Dankt God in alles38); want dit is de wil39) van God in Christus Jezus over u.
|
19 | Blust40) den Geest niet uit.
|
20 | Veracht de41) profetieen niet.
|
21 | Beproeft42) alle dingen; behoudt43) het44) goede.
|
22 | Onthoudt u van allen schijn des kwaads.
|
23 | En in48)gen">de God45) des vredes Zelf heilige u geheel en46) al; en uw geheel oprechte geest47), en ziel, en lichaam worde onberispelijk bewaard in de toekomst van onzen Heere Jezus Christus.
|
24 | Hij, Die u roept, is getrouw, Die het ook doen49) zal.
|
25 | Broeders, bidt voor ons.
|
26 | Groet al de broeders met50) een heiligen kus.
|
27 | Ik51) bezweer ulieden52) bij den Heere, dat deze zendbrief al den heiligen broederen gelezen worde.
|
28 | De53) genade van onzen Heere Jezus Christus zij met ulieden. Amen.
|
|
---|