1 2 3 4 5


1Maar van de tijden en de gelegenheden,1) broeders! hebt gij niet van node, dat men u schrijve.
2Want gij weet zelven zeer wel, dat de dag2) des Heeren alzo zal3) komen, gelijk4) een dief in de nacht.
3Want wanneer zij zullen zeggen6)5): Het is vrede, en zonder7) gevaar; dan zal een8) haastig verderf hun overkomen, gelijk de barensnood een bevruchte vrouw; en zij zullen het geenszins ontvlieden;
4Maar gij, broeders, gij zijt niet in9) duisternis, dat u die dag als10) een dief zou bevangen.
5Gij11) zijt allen kinderen des lichts12), en kinderen des daags; wij zijn niet des nachts, noch der duisternis.
6Zo laat ons dan niet slapen13), gelijk als de anderen, maar laat ons waken14), en nuchteren15) zijn.
7Want die slapen, slapen des nachts, en die dronken zijn, zijn des16) nachts dronken;
8Maar wij, die17) des daags zijn, laat ons nuchteren zijn, aangedaan hebbende het borstwapen18) des geloofs en der liefde, en tot19) een helm, de hoop der zaligheid.
9Want God heeft ons niet gesteld20) tot toorn21), maar tot verkrijging22) der zaligheid, door onzen Heere Jezus Christus;
10Die voor ons gestorven is, opdat wij, hetzij dat wij waken, hetzij dat wij slapen23), te zamen met Hem leven zouden.
11Daarom vermaant24) elkander, en sticht25) de een den anderen, gelijk gij ook doet.
12En wij bidden u, broeders, in29)gen">erkent26) degenen, die onder u arbeiden27), en uw voorstanders28) zijn in den Heere, en u vermanen30);
13En acht hen zeer veel in31) liefde, om32) huns werks wil. Zijt vreedzaam onder elkander.
14En wij bidden u, broeders, vermaant de ongeregelden33), vertroost de kleinmoedigen, ondersteunt34) de zwakken, zijt lankmoedig jegens allen.
15Ziet, dat niemand kwaad voor kwaad iemand vergelde; maar jaagt allen tijd het goede35) na, zo jegens elkander als jegens allen.
16Verblijdt36) u te allen tijd.
17Bidt zonder37) ophouden.
18Dankt God in alles38); want dit is de wil39) van God in Christus Jezus over u.
19Blust40) den Geest niet uit.
20Veracht de41) profetieen niet.
21Beproeft42) alle dingen; behoudt43) het44) goede.
22Onthoudt u van allen schijn des kwaads.
23En in48)gen">de God45) des vredes Zelf heilige u geheel en46) al; en uw geheel oprechte geest47), en ziel, en lichaam worde onberispelijk bewaard in de toekomst van onzen Heere Jezus Christus.
24Hij, Die u roept, is getrouw, Die het ook doen49) zal.
25Broeders, bidt voor ons.
26Groet al de broeders met50) een heiligen kus.
27Ik51) bezweer ulieden52) bij den Heere, dat deze zendbrief al den heiligen broederen gelezen worde.
28De53) genade van onzen Heere Jezus Christus zij met ulieden. Amen.