1)met alle goed
Namelijk niet alleen in het Christendom, maar ook in het Jodendom, want hij had toen ook God oprecht zonder geveinsdheid gediend, naar de kennis die hij had, hoewel hij de Christenen daarna uit onverstand had vervolgd. Zie verder 2 Tim. 1:3.
 
2)voor God gewandeld
Of, God gediend. Het Griekse woord betekent eigenlijk in enige stad als een goede overheid, of als een goed burger zich gedragen. Zie ook Filipp. 1:27, en Filipp. 3:20.
 
3)gij gewitte wand!
Dat is, gij geveinsde, gij die wel een priesterlijk kleed hebt, maar een wreed en onrechtvaardig hart. Zie Matth. 23:27,28; deze woorden van Paulus moeten niet genomen worden voor scheldwoorden, Matth. 5:22, of woorden van wraakgierigheid, of van vergelding van kwaad met kwaad, maar voor een ernstige bestraffing van dezen mens, en voor een vrijmoedige aanzegging van Gods oordeel over hem. Zie dergelijke 2 Tim. 4:14.
 
4)tegen de wet,
Grieks de wet overtredende.
 
5)Ik wist niet,
Dewijl de hogepriesters in dien tijd dikwijls veranderden, ook zelfs alle jaren, Joh. 11:49, en Paulus nu over langen tijd te Jeruzalem niet verkeerd had, zo is het niet wonder dat hij den hogepriester van aangezicht niet gekend heeft, temeer omdat ook de hogepriester zelf in alle vergaderingen niet tegenwoordig was, en omdat hier alles in verwarring toeging, gelijk uit de gehele handeling blijkt. Zie Josef. Antiq. lib. 20, cap. 6,7,8.
 
6)vloeken.
Grieks kwalijk toespreken, of, kwalijk van hem spreken, schelden. Want hoewel Paulus niet had dan recht gesproken, nochtans, omdat het bij de omstanders een schijn had van schelden, zo wil hij zeggen, dat hij zulks ook zou vermeden hebben, had hij den hogepriester gekend.
 
7)van de Sadduceen,
Van deze twee sekten, zie Matth. 3:7, en Matth. 22:23; Josef. Antiq. lib. 18, cap. 2, en de bello Jud. lib. 2, cap. 7.
 
8)een Farizeer, eens
Namelijk van leven geweest, en nog met hen staande in het gevoelen aangaande de opstanding der doden en enige andere stukken. Hij spreekt hier de waarheid, hoewel hij een deel van dezelve verzwijgt, om de vijanden van Gods kerk alzo te verwarren.
 
9)de hoop en
Dit kan verstaan worden, òf van de hoop der opstanding, òf ook van de hoop der zaligheid en der opstanding, alzo de Sadduceën beide loochenden, overmits zij de onsterflijkheid der zielen ontkenden.
 
10)geoordeeld.
Dat is, voor recht gesteld.
 
11)tweedracht
Of, oproer.
 
12)de menigte werd
Namelijk dergenen, die daar vergaderd waren.
 
13)verdeeld.
Grieks gescheurd.
 
14)geest,
Dat is, onsterflijkheid der zielen, of geestelijk wezen, dat onsterflijk is.
 
15)beide.
Namelijk de opstanding der lichamen, en de onsterflijkheid der geesten, dat is, der engelen en zielen.
 
16)tweedracht
Of, oproer.
 
17)stond de Heere
Namelijk in een gezicht, òf in een droom, òf in ene vertrekking van zinnen; 2 Cor. 12:1.
 
18)van Mij betuigd
Of, van die dingen die mij aangaan.
 
19)vervloekten
Grieks anethematisan; dat is, zwoeren, dat zij een anathema, of vervloeking voor God wilden zijn, zo zij aten of dronken eer zij Paulus gedood hadden. Zie Hand. 23:21; Matth. 26:74; Rom. 9:3; Gal. 1:8.
 
20)den overste
Namelijk Lysias, waarvan zie de aantekeningen Hand. 22:24.
 
21)met den raad,
Of, met goedvinden van den Raad. Want Paulus was alleen in de macht des oversten, en niet des Raads.
 
22)nadere kennis
Of, volkomener, bescheidenlijker, nauwer, scherper.
 
23)De Joden zijn
Dat is, de Raad der Joden, met enige anderen.
 
24)geloof hen niet;
Of, laat u van hen niet overreden; dat is, willig dat hun niet in.
 
25)met een vervloeking
Grieks vervloekt hebben.
 
26)de toezegging
Namelijk dat hij hem zult afbrengen in hunnen Raad.
 
27)Cesarea
Namelijk in Palestina, aan de Middellandse zee gelegen, waar de stadhouder zijn gewoon verblijf en gericht hield, als de sterkste en gelegenste stad in dat land; Tacit. Histor. lib. 2.
 
28)schutters,
Grieks dexiolabous; hetwelk eigenlijk betekent, die met de rechterhand vatten; namelijk de spiesen om die te werpen, of te schieten op de vijanden.
 
29)tegen de derde
Grieks van; namelijk na den ondergang der zon, tegen de tweede wake, om hem alzo dien nacht buiten zorg te mogen brengen.
 
30)Felix.
Deze Felix was de broeder van enen Pallas, die eerst een slaaf, daarna een vrijgelatene van den keizer Claudius was, welke met een anderen vrijgelatene, Narcissus genaamd, nagenoeg het Romeinse rijk onder dezen keizer regeerden. Zodat deze Pallas zijnen broeder Felix tot een stadhouder over Judea van des keizers wege gesteld had. Zie Suetonius in Claudio cap. 28, en Josefus Antiq. lib. 29, cap. 5,6, Tacitus Ann. lib. 12.
 
31)machtigsten
Zie Luk. 1:3; Hand. 24:3, en Hand. 26:25.
 
32)vragen hunner
Zo spreekt hij als een heiden, alsof het de moeite niet waard ware hem over de geschillen in den Joodsen godsdienst enige moeite te maken. Doch God heeft dit zijn gevoelen gebruikt om Paulus uit de onrechtvaardige handen der Joden te verlossen.
 
33)Antipatris.
Ene stad, gelegen aan de Middellandse zee tussen Joppe en Cesarea, omtrent zestien mijlen van Jeruzalem en acht van Cesarea, die van Herodes den Grote opgebouwd en gesterkt was, en naar zijn vader Antipatris genaamd; Josef. Antiq. lib. 16, cap. 9.
 
34)horen, als
Of, ten volle horen, gelijk het Griekse woord medebrengt.
 
35)rechthuis
Grieks Praitorio; van het Latijnse woord Proetorium, hetwelk betekent een paleis des oppersten gebieders, hetzij prins, gouverneur, of veldoverste; gelijk te zien is Matth. 27:27; Mark. 15:16; Filipp. 1:13, waarin ook een bijzondere plaats was om recht te doen.
 
36)Herodes zou
Het werd zo genaamd, omdat Herodes de Grote hetzelve aldaar gesticht had, toen hij deze stad, tevoren genaamd Stratonis toren, sterk maakte en naar den naam van den keizer Augustus Cesarea noemde.