1) | Uw volheid |
|
Dat is, de volrijpe vruchten, of de vruchten, die vol en rijp zijn, gelijk Num. 18:27.
|
|
2) | uw tranen |
|
Aldus worden de wijn en de olie genoemd, omdat zij als tranen vlieten, wanneer zij uitgeperst worden.
|
|
3) | niet uitstellen; |
|
Versta hierbij, maar gij zult ze Mij ten rechten tijd betalen.
|
|
4) | zult gij Mij geven. |
|
Of, rantsoenen met vijf sikkelen zilvers, die men den priesters des Heeren gaf, Num. 18:16.
|
|
5) | heilige lieden zijn; |
|
Hebreeuws, mannen der heiligheid; dat is, leidende een heiliger en godzaliger leven dan de heidenen.
|
|
6) | dat op het veld verscheurd is, |
|
Lev. 17:15 worden hier bijgevoegd de beesten, die vanzelf sterven.
|
|