1)Ik zal
Of hij zeide: Het is geen tijd hier bij u lang te staan. Ik zal doen zo ik het versta.
 
2)hier bij u
Hebreeuws, voor uw aangezicht.
 
3)pijlen,
Versta, werppijlen, kleine spiesjes, of enig dergelijk scherp geweer in den oorlog te dien tijde gebruikelijk.
 
4)hart,
Dat is, in het midden zijns lichaams, omtrent het hart; want het blijkt 2 Sam. 18:15, dat hij nog geleefd heeft.
 
5)het midden van den eik.
Hebreeuws, in het hart van den eik; zie Deut. 4:11.
 
6)steenhoop;
Een geheel ander gedenkteken, door Gods rechtvaardig oordeel opgericht, dan hetgeen hij zichzelven in zijn leven had doen stellen. Zie 2 Sam. 18:18.
 
7)Israël vluchtte,
Die Absalom gevolgd hadden.
 
8)tent.
Dat is, woonplaatsen.
 
9)koningsdal is;
Zie Gen. 14:17.
 
10)geen zoon,
Hieruit wordt afgenomen dat Absaloms zonen, [waarvan boven, 2 Sam. 14:27] te dezer tijd gestorven waren.
 
11)hand.
Dat is, gedenkteken, of hand; dat is, zijn werk. Sommigen menen dat het een pilaar geweest is, alzo genoemd van de gedaante ener hand. Anders, plaats, of ruimte. Zie boven, 2 Sam. 18:4. Vergelijk 1 Sam. 15:12.
 
12)recht gedaan heeft
Dat is, recht doende verlost heeft. Alzo onder 2 Sam. 18:31. Vergelijk de aantekeningen Richt. 2:16.
 
13)geen boodschapper zijn,
Hebreeuws, geen man des boodschaps, of der tijding. Vergelijk boven, 2 Sam. 8:10.
 
14)daarom dat des konings zoon dood is.
Hij wil zeggen: Gij zoudt een tijding brengen, die den koning niet aangenaam zou zijn. Anders, want het zou zijn van den doden zoon des konings.
 
15)Cuschi:
Of, den Moriaan, of Arabier, [zie Num. 12:1]; zijnde ook een van Davids knechten, gelijk af te nemen is uit 2 Sam. 18:31. Dezen schijnt Joab verkoren te hebben omdat hij een vreemdeling was. Sommigen houden het voor een eigennaam.
 
16)Wat het ook zij,
Of hij zeide: Het zij zo het wil, daar kome van wat er van kome. Alzo in 2 Sam. 18:23. Het schijnt dat hij zich wat beters liet voorstaan dan Joab gezegd had.
 
17)zoon!
Dat is, lieve jongeling, dien ik als een zoon bemin. Alzo plegen personen, die ouder en meerder zijn, de jongeren en minderen lieflijk aan te spreken. Zie Gen. 43:29.
 
18)bekwame boodschap hebt?
Hebreeuws, vindende; dat is, genoegzaam, bekwaam, wel passende, voegende. Vergelijk Num. 11:22. Anders, dewijl het u geen profijtelijke boodschap zou zijn, of, dewijl zij u niets aanbrengen zou; dat is, geen bodenloon of gunst, maar het contrarie. Of aldus: dewijl u toch geen goede boodschap voorkomt.
 
19)hij,
Ahimaäz.
 
20)hij tot hem:
Joab.
 
21)hij ging
Ahimaäz, dien de wachter eerst zag. Hebreeuws, hij ging gaande.
 
22)Vrede!
Dat is, alles is wel, ik breng wat goeds, wil hij zeggen.
 
23)Geloofd zij de HEERE,
Hebreeuws, gezegend.
 
24)overgegeven.
Of, besloten; te weten, in de hand van Davids volk. Alzo 1 Sam. 24:19, en 1 Sam. 26:8, en elders.
 
25)Is het wel
Hebreeuws, heeft hij vrede? Alzo onder, 2 Sam. 18:32.
 
26)zeide:
Hebbende zich op Joabs redenen nader bedacht, verzwijgt hij de tijding van Absalom.
 
27)rumoer,
Of, een grote menigte.
 
28)knecht des konings,
Cuschi.
 
29)recht gedaan
Gelijk boven, 2 Sam. 18:19.
 
30)Is het wel
Gelijk 2 Sam. 18:29.
 
31)zeide hij alzo:
David heeft verscheidene oorzaken gehad om zich hartelijk te bedroeven over dit ongeval, inzonderheid wanneer hij, boven zijns zoons tijdelijken dood, mocht vrezen zijn eeuwigen ondergang.
 
32)Och, dat ik,
Hebreeuws, wie zal geven, of, wie gave dat, enz. Zie van zulk een manier van spreken in het wensen, Exod. 16:3; Deut. 5:29, enz.