1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150


Psalmen 26
1Een psalm van David! Doe mij recht, HEERE! want ik wandel in mijn oprechtigheid; en ik vertrouw op den HEERE, ik zal niet wankelen.
2Proef mij, HEERE, en verzoek mij; toets mijn nieren en mijn hart.
3Want Uw goedertierenheid is voor mijn ogen, en ik wandel in Uw waarheid.
4Ik zit niet bij ijdele lieden, en met bedekte lieden ga ik niet om.
5Ik haat de vergadering der boosdoeners, en bij de goddelozen zit ik niet.
6Ik was mijn handen in onschuld, en ik ga rondom uw altaar, o HEERE!
7Om te doen horen de stem des lofs, en om te vertellen al Uw wonderen.
8HEERE! ik heb lief de woning van Uw huis, en de plaats des tabernakels Uwer eer.
9Raap mijn ziel niet weg met de zondaren, noch mijn leven met de mannen des bloeds;
10In welker handen schandelijk bedrijf is, en welker rechterhand vol geschenken is.
11Maar ik wandel in mijn oprechtigheid, verlos mij dan en wees mij genadig.
12Mijn voet staat op effen baan; ik zal den HEERE loven in de vergaderingen.


[Vorig hoofdstuk][Volgend hoofdstuk]