1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31


1De mens heeft schikkingen des harten; maar het antwoord der tong is van den HEERE.
2Alle wegen1) des mans zijn zuiver in zijn ogen;2) maar de HEERE weegt3) de geesten.4)
3Wentel5) uw werken op den HEERE, en uw gedachten6) zullen bevestigd worden.
4De HEERE heeft alles gewrocht om Zijns Zelfs wil;7) ja, ook den goddeloze tot den dag des kwaads.8)
5Al wie hoog is9) van hart, is den HEERE10) een gruwel; hand aan hand,11) zal hij niet onschuldig zijn.
6Door goedertierenheid12) en trouw wordt de misdaad verzoend; en door de vreze des HEEREN wijkt men af van het kwade.13)
7Als iemands wegen den HEERE behagen, zo zal Hij ook zijn vijanden14) met hem bevredigen.
8Beter is een weinig met gerechtigheid, dan de veelheid der inkomsten zonder recht.15)
9Het hart des mensen overdenkt16) zijn weg; maar de HEERE stiert17) zijn gang.
10Waarzegging18) is op de lippen19) des konings; zijn mond20) zal niet overtreden21) in het gericht.22)
11Een rechte23) waag24) en weegschaal zijn des HEEREN;25) alle weegstenen26) des zaks27) zijn Zijn werk.28)
12Het is der koningen29) gruwel goddeloosheid te doen; want door gerechtigheid wordt de troon bevestigd.
13De lippen30) der gerechtigheid zijn het welgevallen31) der koningen; en elkeen van hen zal liefhebben32) dien, die rechte dingen spreekt.
14De grimmigheid des konings is als33) de boden des doods; maar een wijs man zal die34) verzoenen.35)
15In het licht36) van des konings aangezicht is leven;37) en zijn welgevallen38) is als een wolk des spaden regens.39)
16Hoeveel beter is het wijsheid40) te bekomen, dan uitgegraven41) goud, en uitnemender, verstand te bekomen, dan zilver!
17De baan42) der oprechten is van het kwaad af te wijken; hij behoedt zijn ziel, die zijn weg43) bewaart.
18Hovaardigheid is voor de verbreking,44) en hoogheid45) des geestes voor den val.
19Het is beter nederig46) van geest te zijn met de zachtmoedigen,47) dan roof48) te delen met de hovaardigen.
20Die op het woord49) verstandelijk let, zal het goede50) vinden; en die op den HEERE vertrouwt, is welgelukzalig.
21De wijze van hart zal verstandig51) genoemd worden; en de zoetheid52) der lippen53) zal de lering vermeerderen.
22Het verstand dergenen,54) die het bezitten, is een springader55) des levens; maar de tucht56) der dwazen is dwaasheid.57)
23Het hart eens wijzen maakt58) zijn mond59) verstandig, en zal op zijn lippen60) de lering vermeerderen.
24Liefelijke61) redenen zijn een honigraat, zoet voor de ziel,62) en medicijn63) voor het gebeente.64)
25Er is een weg, die iemand recht schijnt; maar het laatste van dien zijn wegen des doods.
26De ziel66) des arbeidzamen arbeidt voor zichzelven;67) want zijn mond68) buigt zich69) voor hem.70)
27Een Belialsman71) graaft kwaad;72) en op zijn lippen is als brandend vuur.73)
28Een verkeerd man74) zal krakeel inwerpen;75) en een oorblazer76) scheidt den voornaamsten77) vriend.
29Een man des gewelds78) verlokt79) zijn naaste, en hij leidt hem in een weg, die niet goed is.80)
30Hij sluit81) zijn ogen, om verkeerdheden te bedenken; zijn lippen bijtende,82) volbrengt83) hij het kwaad.84)
31De grijsheid is een sierlijke85) kroon;86) zij wordt op den weg87) der gerechtigheid gevonden.
32De lankmoedige88) is beter dan de sterke; en die heerst over zijn geest,89) dan die een stad inneemt.
33Het lot90) wordt in den schoot91) geworpen; maar het gehele beleid92) daarvan is van den HEERE.93)