1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150


1Zingt den HEERE een1) nieuw lied;2) zingt de HEERE, gij ganse3) aarde!
2Zingt den HEERE, looft Zijn Naam; boodschapt Zijn heil4) van dag tot dag.
3Vertelt onder de heidenen Zijn eer, onder alle volken Zijn wonderen.
4Want de HEERE is groot, en zeer te prijzen; Hij is vreselijk boven alle goden.
5Want al de goden der volken zijn afgoden;5) maar de HEERE heeft de hemelen6) gemaakt.
6Majesteit en heerlijkheid zijn voor Zijn aangezicht, sterkte en sieraad in Zijn heiligdom.7)
7Geeft den HEERE, gij geslachten der volken! geeft den HEERE eer en sterkte.8)
8Geeft den HEERE de eer Zijns9) Naams; brengt offer10), en komt in Zijn voorhoven.
9Aanbidt den HEERE in de heerlijkheid des heiligdoms; schrikt voor12) Zijn aangezicht, gij ganse aarde.13)
10Zegt onder de heidenen: De HEERE14) regeert; ook zal de wereld15) bevestigd worden, zij zal niet bewogen worden; Hij zal de volken richten in alle16) rechtmatigheid.
11Dat de hemelen17) zich verblijden18), en de aarde zich verheuge, dat de zee bruise19) met haar volheid.
12Dat het veld huppele van vreugde met al wat er in is, dat dan al de bomen des wouds juichen.
13Voor het aangezicht des HEEREN;21) want Hij komt, want Hij komt, om de aarde te richten;22) Hij zal de wereld richten23) met gerechtigheid, en de volken met Zijn waarheid.24)