1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150


1De HEERE regeert,1) Hij is met hoogheid2) bekleed; de HEERE is bekleed met sterkte, Hij heeft Zich omgord. Ook is3) de wereld bevestigd, zij zal niet wankelen.
2Van toen4) af is Uw troon bevestigd, Gij zijt van eeuwigheid af.
3De rivieren verheffen, o HEERE! de rivieren verheffen haar bruisen;5) de rivieren verheffen haar aanstoting.
4Doch de HEERE in de hoogte6) is geweldiger dan het bruisen7) van grote8) wateren, dan de geweldige baren der zee.
5Uw getuigenissen zijn zeer getrouw; de heiligheid10) is Uw huize sierlijk, HEERE! tot lange12) dagen.