|
---|
1 | Een lied Hammaaloth,1) van Salomo. Zo de HEERE2) het huis niet bouwt,3) tevergeefs arbeiden deszelfs bouwlieden daaraan; zo de HEERE de stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter.
|
2 | Het is tevergeefs4), dat gijlieden vroeg opstaat, laat5) opblijft,6) eet brood der smarten;7) het is alzo, dat Hij het8) Zijn beminden als in den slaap geeft.
|
3 | Ziet, de kinderen zijn een erfdeel des HEEREN;11) des buiks vrucht12) is een beloning.
|
4 | Gelijk de pijlen14) zijn in de hand eens helds, zodanig zijn de zonen der jeugd.15)
|
5 | Welgelukzalig is de man, die zijn pijlkoker met dezelve gevuld heeft; zij zullen niet beschaamd17) worden, als zij met de vijanden spreken zullen in18) de poort.
|
|
---|