1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150


1Hallelujah! Aleph. Ik zal den HEERE loven van ganser harte; Beth. In den raad1) en vergadering der oprechten.
2Gimel. De werken des HEEREN zijn groot; Daleth. zij worden gezocht2) van allen,3) die er lust in hebben.
3He. Zijn doen4) is majesteit5) en heerlijkheid; Vau. en zijn gerechtigheid bestaat in der eeuwigheid.
4Zain. Hij heeft Zijn wonderen een gedachtenis gemaakt; Cheth. de HEERE is genadig en barmhartig.
5Teth. Hij heeft degenen, die Hem vrezen, spijs gegeven;6) Jod. Hij gedenkt in der eeuwigheid aan Zijn verbond.7)
6Caph. Hij heeft de kracht Zijner werken Zijn volke bekend gemaakt; Lamed. hun gevende de erve der heidenen.8)
7Mem. De werken Zijner handen zijn waarheid9) en oordeel; Nun. al Zijn bevelen zijn10) getrouw.
8Samech. Zij zijn ondersteund voor11) altoos, en in eeuwigheid; Ain. zijnde gedaan in waarheid en oprechtigheid.
9Pe. Hij heeft Zijn volke verlossing gezonden; Tsade. Hij heeft Zijn verbond in eeuwigheid12) geboden;13) Koph. Zijn Naam is heilig en vreselijk.
10Resch. De vreze des HEEREN is het beginsel14) der wijsheid; Schin. allen, die ze doen,15) hebben goed verstand; Thau. Zijn lof bestaat16) tot in der eeuwigheid.