1) | Sittim, |
|
Een plaats in de woestijn, in de lage landen der Moabieten, bij de Jordaan. Num. 33:48,49 wordt deze genoemd Abel Sittim; hier bleef Israël tot na den dood van Mozes; toen heeft Jozua het vandaar gebracht tot aan de Jordaan, waar zij te Gilgal over passeerden; Joz. 2:1, en Joz. 3:1.
|
|
2) | het volk begon te hoereren |
|
Te weten, velen onder de Israëlieten [1 Cor. 10:8], want al wie deze zonde begingen, zijn omgekomen, maar wie den HEERE aanhingen, bleven in het leven; Deut. 4:3,4.
|
|
3) | Moabieten. |
|
Versta hierbij, ook der Midianieten, gelijk blijkt uit Num. 25:6,17,18.
|
|
4) | zij nodigden het volk |
|
Te weten, de dochters der Moabieten.
|
|
5) | harer goden; |
|
Anders, van haren God; te weten, Baäl-Peor.
|
|
6) | het volk |
|
Te weten, een deel des Israëlietischen volks.
|
|
7) | at, |
|
Alzo gemeenschap hebbende met hare afgoderij, 1 Cor. 10:18, hiervoor had God de HEERE hen gewaarschuwd; Exod. 34:14.
|
|
8) | alle hoofden des volks, |
|
Te weten, wie aan deze zonde schuld hebben. Zie een exempel Num. 25:14. Sommigen verstaan dat deze hoofden des volks genomen zijn geweest als rechters, om de schuldigen op te hangen.
|
|
9) | den HEERE |
|
Anders, voor den HEERE. [Den HEERE]; dat is, ter ere Gods, den rechtvaardige, die de zonden haat en straft.
|
|
10) | zon, |
|
Dat is, in het openbaar, voor allemans ogen, zolang de zon deze dag schijnen zal.
|
|
11) | zijn mannen, |
|
Die onder hem behoren, naar de order daarvan gegeven Exod. 18:25.
|
|
12) | zijn broederen |
|
Te weten, tot de Israëlieten, die in het leger waren.
|
|
13) | vier en twintig duizend. |
|
De apostel, 1 Cor. 10:8, zegt drie en twintig duizend. Het is te vermoeden dat de rechters er een duizend gestraft hebben, 1 Cor. 10:5, en dat God er drie en twintig duizend geslagen heeft, of, een duizend is er gehangen, de rest is door Gods hand geslagen.
|
|
14) | Ik geef hem |
|
Dat is, Ik geef hem het priesterdom, dat hij dat vrediglijk en voorspoediglijk erve en bezitte, hij en zijn nakomelingen, omdat hij Mij door zijn ijver heeft tevreden gesteld.
|
|
15) | des vredes. |
|
Of, [te weten] den vrede.
|
|
16) | verbond des eeuwigen priesterdoms, |
|
Dat is, een eeuwig priesterdom, met een eeuwig verbond bevestigd. Doch versta door eeuwig, totdat de Messias komt. Zie Hebr. 7:11.
|
|
17) | hoofd was der volken |
|
Ja, hij wordt onder de koningen der Midianieten gesteld, Num. 31:8.
|
|
18) | zuster, |
|
Dat is, die van hun natie was.
|
|