1)geschiedenissen
Of, woorden.
 
2)Chisleu,
Zie Ezra 10:9. Naar het heilig of kerkelijk jaar der Joden, was het de negende maand; maar naar der Chaldeën rekening, die het jaar in September begonnen, was het de derde maand.
 
3)twintigste jaar,
Van den koning Arthasasta, gelijk onder, Neh. 2:1; zie aldaar.
 
4)Susan
De hoofdstad van Susiana, gebouwd [zo enigen schrijven] door Darius Histaspis.
 
5)broederen,
Dat is, bloedverwanten, of landslieden, Joden.
 
6)die ontkomen waren
Hebreeuws, de ontkoming.
 
7)landschap
Of, provincie, zoals het land Kanaän genoemd wordt, omdat het nu was onder het gebied der Perzische monarchie.
 
8)ellende
Hebreeuws, in groot kwaad; dat is, ellende en treurigheid.
 
9)oor
Dat is, verhoor toch; menselijker wijze van God gesproken.
 
10)ogen
Zie 1 Kon. 8:29.
 
11)heden
Dat is, te dezer tijd.
 
12)ganselijk
Hebreeuws, wij hebben met verderving, of verdervende verdorven; dat is, wij hebben gans verdorvenlijk tegen U gehandeld en ons in alle manieren aan U schuldig gemaakt, door onze zonden.
 
13)geboden,
Zie van deze drie volgende woorden Deut. 5:31.
 
14)geboden hebt,
Zie Deut. 30:2,3,4 met de aantekening.
 
15)geef
Hebreeuws, geef hem ter barmhartigheden, of ontfermingen, dat is, werk nu in het hart des konings, dat hij zich mijns en mijns volks ontferme, en mijn verzoek gunstiglijk toesta; zie Jer. 42:12.
 
16)mans.
Namelijk, van den koning Arthasasta, gelijk de volgende woorden en het begin van Neh. 2: uitwijzen.