1) | in het oor, |
|
Dat is, wat gij van mij in het bijzonder hebt gehoord, verkondigt dat openbaar of overluid.
|
|
2) | op de daken. |
|
De daken van de Joodse huizen waren boven plat, met een leuning rondom, vanwaar men gemakkelijk de lieden op de straten kon aanspreken. Zie Deut. 22:8.
|
|
3) | musjes |
|
Anders, vogeltjes.
|
|
4) | een penningsken verkocht? |
|
Grieks, Assarion; hetwelk een penning was, wegende ontrent vier greinen of azen zilvers, doende omtrent een duit (ruim 1/2 cent).
|
|
5) | belijden voor mijn Vader, |
|
Dat is, voor mijn ware discipelen erkennen; gelijk verlochenen is voor zijn ware discipelen niet erkennen. Zie Matth. 7:23.
|
|
6) | zwaard. |
|
Dat is onenigheid en vervolging, die op de predikatie zou volgen; waarvan oorzaak is, niet eigenlijk Christus, die de vredevorst is, Jes. 9:5, of zijn vredes is, Ef. 6:15, maar de moedwil dergenen, die het verwerpen, en de gelovigen haten en vijandig vervolgen.
|
|
7) | schoondochter tegen hare schoonmoeder. |
|
Grieks, nieuwgehuwde, of bruid.
|
|
8) | ziel vindt, |
|
Dat is, die zijn leven zal willen behouden met verlochening mijns naams, die zal het ware leven, namelijk de zaligheid, verliezen.
|
|
9) | in den naam eens profeten, |
|
Dat is, om diens wil, dat hij een profeet of oprecht leraar is van het heilig Evangelie.
|
|
10) | kleinen te drinken geeft |
|
Dat is, die hier klein geacht worden; of die voor de allerminsten zouden mogen gerekend worden.
|
|
11) | een beker koud water, |
|
Dat is, ook de allerminste dienst of weldaad, omdat hij een oprecht discipel en lidmaat van Christus is.
|
|