1) | zekerlijk |
|
Hebreeuws, liggende gelegen heeft.
|
|
2) | haar gelegen heeft, |
|
Hebbende haar vloed, doch buiten weten van den bijligger, want wetens en willens bij ene maandstondige te slapen, was op lijfstraf verboden; onder, Lev. 20:18.
|
|
3) | afzondering |
|
Dat is, haar maandstonden; zo genoemd omdat zij gedurende dezelve van het gezelschap der mensen afgezonderd werd.
|
|
4) | op hem zij, |
|
Dat is, dat hij met haar maandstonden besmet werd.
|
|
5) | tijd harer afzondering, |
|
Versta, den gewonen tijd van haar maandstonden.
|
|
6) | boven hare afzondering, |
|
Dat is, langer dan zij gewoon was.
|
|
7) | als zij van haar vloed |
|
Dat is, wanneer de vloed ophoudt.
|
|
8) | in hun onreinigheid niet sterven, |
|
Dat is, om hunne onreinheid.
|
|