1)na vele dagen,
Het zijn geweest omtrent veertien jaren, nadat zij in het land Kanaän gekomen waren. Vergelijk dit met de aantekeningen boven, Joz. 22:3.
 
2)wel bedaagd was;
Hebreeuws, tot dagen gekomen was.
 
3)gans Israël,
Versta de hoofden en oversten, mitsgaders allen, die van het volk daartoe verschijnen konden.
 
4)overige volken
Te weten, die van de Israëlieten nog zouden bekrijgd en uitgeroeid worden.
 
5)zal hen uitstoten
Te weten, de heidense natiën, die nog in het land Kanaän zijn overig gebleven.
 
6)gesproken heeft.
Dat is, beloofd heeft.
 
7)niet ingaat
Dat is, maakt u niet gemeenzaam met hen. Want die met pik omgaat, die wordt daarvan besmet. Enigen verstaan dit alzo, alsof den Israëlieten verboden werd met die volken te huwelijken. Zie onder, Joz. 23:12.
 
8)gedenkt
Anders, maakt geen gewag van den naam hunner goden.
 
9)en doet er niet
De zin is: Zweert niet bij de goden der heidenen, en doet er ook anderen niet bij zweren. Zie Exod. 23:13; Deut. 12:3; Ps. 16:4.
 
10)gesproken heeft.
Dat is, beloofd heeft.
 
11)enigszins afkeert,
Hebreeuws, afkerende afkeert.
 
12)Weet voorzeker,
Hebreeuws, weet wetende.
 
13)gesel
Eertijds placht men de mensen in de zijden te geselen of te slaan, gelijk af te nemen is hier en Jezus Sirach 30:12, en Sirach 40:6.
 
14)ik ga
Dat is, ik sterf, gelijk alle mensen.
 
15)heden in den weg
Dat is, haast. Want Jozua heeft deze vermaning niet gedaan even op dien dag toen hij gestorven is, maar tevoren.
 
16)ganse aarde;
Dat is, alle mensen die op aarde leven. Zie 1 Kon. 2:2.
 
17)gevallen
Vergelijk 1 Sam. 3:19, met de aantekeningen aldaar.
 
18)al die kwade
Te weten, waarmede Hij ulieden bedreigd heeft, indien gij zijn geboden niet zoudt onderhouden.
 
19)dingen,
Anders, woorden.