1)Libna,
Zie Joz. 10:29.
 
2)onderhorige plaatsen,
Hebreeuws, dochters; dat is, de kleine steden daaronder behorende; alzo Joz. 15:47, en elders meer.
 
3)aan de zijde
Hebreeuws, op de hand.
 
4)de grote zee,
Zie Num. 34:6.
 
5)Gosen,
Zie Joz. 10:41.
 
6)Maon,
Van deze stad heeft de woestijn, daarbij gelegen, haar naam gekregen; en David heeft zich in dezelve verborgen, voor Saul vluchtende, 1 Sam. 23:25, het was een boschachtige plaats, waar vele spelonken in waren. Zij was de geboorteplaats van Nabal, den man van Abigaïl; 1 Sam. 25:2.
 
7)Kirjath-baal,
Dat is, Kiriath-Baäl; het heet anders Kiriath-Jearim.
 
8)Zoutstad,
Enigen stellen de Hebreeuwse woord Ir-Hammelach in den tekst als een eigennaam van een stad.
 
9)konden de Jebusieten,
Zie Richt. 2:20 de oorzaak hiervan.
 
10)tot dezen dag toe.
Versta hier, den dag, in welken dit boek geschreven is, want naderhand zijn de Jebusieten door David overwonnen en daaruit verdreven geweest; 2 Sam. 5:6. Ook was tevoren een deel dezer stad door Juda ingenomen; Richt. 1:8.