1) | zal zich vermaken |
|
Dat is, het zal spelen. De zin is: De geringsten in de gemeente Gods zullen in geen gevaar staan dat de machtigen hen enigszins zullen beledigen of beschadigen, dewijl die zowel als de geringsten tot Christus zullen bekeerd worden; gelijk nader te zien is Jes. 11:9.
|
|
2) | een adder; |
|
Zie Deut. 32:33, en Ps. 58:5.
|
|
3) | zal zijn hand |
|
Dat is, die, wier harten tevoren vol vergif waren, zullen zo gezuiverd worden, dat het een vermaak en genoegen zal zijn met hen te verkeren.
|
|
4) | Men zal |
|
Jes. 11:9 verklaart de zinnebeeldige uitdrukkingen van Jes. 11:6,7,8. De zin is: Onder de gelovigen, die tot kennis des Heeren komen zullen, zal de een den ander niet beledigen noch beschadigen, onrechtvaardigheid of geweld aandoen; maar zij zullen zich gelijkelijk eens godzaligen, oprechten en eerbaren handels en wandels bevlijtigen. Zie Jes. 65:25.
|
|
5) | Mijner heiligheid; |
|
Of, mijns heiligdoms; dat is, in de gemeente der gelovigen. Want in den tempel, die op den berg Zion gebouwd was, plachten de gelovigen te vergaderen.
|
|
6) | de aarde |
|
Dat is, de uitverkoren kinderen Gods op de aarde wonende.
|
|
7) | gelijk de wateren |
|
Hebreeuws, gelijk de wateren de zee bedekken. Hier betekent de zee zoveel als de grond der zee. En de zin is: Dat de kennis des Heeren overal rijkelijk zal bloeien.
|
|
8) | den Wortel |
|
Door den wortel Isaï versta Christus, die uit Isaï, den vader van David, als uit een wortel spruiten en hiervoor komen zou. Zie boven Jes. 11:1, en Rom. 15:12.
|
|
9) | Die staan zal |
|
Of, die opgericht zal worden; te weten door de predikatie van het heilig Evangelie. Het is een profetie van de roeping der heidenen tot de kennis van Christus.
|
|
10) | tot een banier |
|
Dat is, tot welken zij zullen vergaderen en samenkomen in enigheid des geloofs, de volken van den gansen aardbodem. Zie Gen. 49:10.
|
|
11) | vragen, |
|
Dat is, de heidenen zullen de predikatie van het heilige Evangelie met lust aanhoren, en zij zullen daaruit Christus leren kennen. Anderen verstaan deze woorden aldus: De heidenen zullen uit dien wortel, te weten Christus, God leren kennen, dienen en alzo het eeuwige leven verkrijgen.
|
|
12) | Zijn rust |
|
Hebreeuws, zijne rust zal eer, of heerlijkheid zijn; dat is, zijne gemeente, in welke Hij rust en zijn welbehagen heeft, zal vol eer en heerlijkheid zijn, namelijk geheiligd zijnde door den Heiligen Geest en eindelijk gans heilig en heerlijk gemaakt zijnde aan de ziel en aan het lichaam. Anders: zijne rust zal ter heerlijkheid zijn; dat is, het zal ere zijn op hem te rusten, of ere in hem te zoeken.
|
|
13) | Want het zal |
|
Hier geeft de profeet reden en wijst aan de heerlijke rust, die de Messias zijn volk geven zal.
|
|
14) | ten anderen male |
|
Alsof hij zeide: Gelijk Hij eertijds zijne hand heeft uitgestrekt om zijn volk uit Egypteland te verlossen, alzo zal Hij die wederom tot hunne verlossing uitstrekken tegen hunne vijanden; namelijk, zo lichamelijk als ook geestelijk, de zonde en den duivel.
|
|
15) | te verwerven |
|
Te weten door zijn bloed en geest, Hand. 20:28; Ef. 5:25,26,27. Het Hebreeuwse woord betekent kopen, rantsoeneren, verkrijgen, verwerven, zich toeëigenen, ten eigendom maken.
|
|
16) | het overblijfsel |
|
Te weten degenen, die door de predikatie van het heilige Evangelie tot Christus zouden bekeerd en zijn rijk deelachtig gemaakt worden. Zie Rom. 11:25,26.
|
|
17) | Pathros, |
|
Zie Gen. 10:14; in welk hoofdstuk ook van de andere volken, die hier genoemd staan, gesproken wordt. Doch van Hamath zie 2 Sam. 8:9.
|
|
18) | der zee. |
|
Dat is, over of aan de zee gelegen.
|
|
19) | Hij zal |
|
Te weten de Heere.
|
|
20) | een banier |
|
Gelijk boven Jes. 11:10.
|
|
21) | en Hij zal |
|
Anders: opdat Hij verzamele, enz.
|
|
22) | vergaderen, |
|
Te weten in Christus, die zijne kerk uit de vier hoeken der wereld vergadert. Alzo dat in Hem geestelijkerwijze vervuld is hetgeen God beloofd heeft; Deut. 30:4.
|
|
23) | eilanden |
|
Of, hoeken, gewesten. Zie Job 37:3.
|
| No Link found
|
|
24) | de nijd |
|
Versta hier dien nijd, waarmede Efraïm den stam van Juda benijdde; en versta onder Efraïm de tien stammen van Israël. De zin is: Daar zal onder de Christenen niet zulk een haat en nijd zijn, gelijk er eertijds tussen Efraïm en Juda geweest is.
|
|
25) | Efraim zal Juda |
|
De zin is: De gemeente van Christus zal in een heiligen vrede verenigd worden.
|
|
26) | niet benauwen. |
|
Of vijandiglijk aangrijpen, beangstigen, onderdrukken.
|
|
27) | zij zullen |
|
Te weten Efraïm en Juda gelijkelijk.
|
|
28) | op den schouder |
|
Dit is geestelijkerwijze te verstaan, alzo namelijk, dat de gelovige Israëlieten de heidenen door de predikatie van het heilige Evangelie snellijk zullen op het lijf vallen, aangrijpen en overwinnen, overmits zij enigen hunner tot het Christengeloof brengen zullen, en de anderen zullen zij overtuigen dat zij gene ontschuldiging voor God hebben zullen. Immers geeft de profeet door deze gelijkenis [genomen van een roofvogel of vos, die de hoenders op het lijf valt] te kennen de victorie, welke de Heere zijne kerk tegen hare vijanden verlenen zou. Gelijk zulks door de apostelen en andere leraars is vervuld geworden.
|
|
29) | tegen het westen, |
|
Hebreeuws, tegen de zee aan. De Middellandse zee ligt ten lande van Kanaän tegen het westen. De profeet geeft hier te kennen dat het Evangelie zou gepredikt worden in het oosten en in het westen; zie Matth. 8:11.
|
|
30) | zij zullen te zamen |
|
Aldus spreekt de profeet oneigenlijk van de predikatie van het goddelijke Woord, willende te kennen geven dat de kerk van Christus al hare vijanden zou bestrijden en overwinnen door de kracht en den zegen des Heeren, om de uitverkorenen te brengen onder zijne gehoorzaamheid.
|
|
31) | die van het oosten |
|
Hebreeuws, de kinderen van het oosten. Zie Job 1:3, en de aantekening aldaar.
|
|
32) | aan Edom |
|
Dat is, aan de Edomieten en Moabieten.
|
|
33) | zullen zij |
|
Hebreeuws, zal de zending hunner handen zijn.
|
|
34) | de kinderen Ammons |
|
Dat is de Ammonieten.
|
|
35) | zullen hun |
|
Te weten overmits zij de leer van het heilige Evangelie met een vast geloof zullen omhelzen.
|
|
36) | Ook zal de HEERE |
|
Onder verbloemde woorden geeft de profeet te kennen dat alle hindernissen zullen weggenomen worden, die het volk in den weg zouden zijn om tot Christus te komen. Alsof hij zeide: Eer zal de Heere alle wateren, alsook onder anderen de zeven stromen der rivier de Nijl doen opdrogen, eer de loop van het heilige Evangelie zou gestuit of opgehouden worden; gelijk Hij eertijds het Rode meer heeft droog gemaakt, opdat zijn volk droogvoets daardoor zou gaan.
|
|
37) | den inham |
|
Hebreeuws, de tong.
|
|
38) | der zee van Egypte |
|
Te weten de Rode zee aan Egypte strekkende.
|
|
39) | verbannen, |
|
Dat is tenietdoen of te schande maken.
|
|
40) | bewegen |
|
Anders: opheffen, als dreigende, gelijk boven Jes. 10, van Assur gezegd wordt.
|
|
41) | tegen de rivier, |
|
Te weten de Nijl, die zeven uitgangen of stromen had. Doch enigen verstaan hier de rivier de Eufraat, anderen de Jordaan.
|
|
42) | stromen, |
|
Het Hebreeuwse woord nachal betekent hier de grachten of diepten, door welke de wateren vlieten; of, den bak, geul of grond der rivier, zijnde als ene vallei, nadat de wateren afgelopen zijn.
|
|
43) | dat men |
|
Of, dat zij; te weten de gelovigen.
|
|
44) | met schoenen |
|
Versta hierbij, zonder dezelve nat te maken, of zonder dezelve uit te trekken, opdat men ze niet nat make.
|
|
45) | daar zal een |
|
De zin is: Alles zal gebaand en zonder hindernissen zijn, als Christus zijne kerk verzamelen zal door de predikatie van het heilige Evangelie.
|
| No Link found
|
|
46) | toen het uit Egypteland |
|
Gaande droogvoets door de Rode zee; Exod. 14:29.
|
|