1)Jabes in Gilead.
Zie Richt. 21:8.
 
2)Mits dezen
Hebreeuws, daarin.
 
3)schande
Anders, smaad.
 
4)de oudsten van Jabes:
Dat is, de regeerders der stad Jabes.
No Link found
 
5)Laat zeven dagen van ons af,
Dat is, laat ons zeven dagen met vrede.
 
6)zullen wij tot u uitgaan.
Te weten, om ons over te geven in uw handen.
 
7)Gibea-sauls kwamen,
Deze stad heette eerst Gibea Benjamins, omdat zij in het erfdeel van den stam Benjamins gelegen was. Zij is alsdan eerst Gibea Sauls genoemd geworden, nadat Saul [die daar geboren was], koning over Israël geworden is.
 
8)Saul kwam achter de runderen uit het veld,
Want toen hij van Samuel in het heimelijk tot een koning gezalfd en van het merendeel des volks aangenomen was, zo heeft hij dat ambt nog niet openlijk begonnen te bedienen, en daarom voerde hij nog geen koninklijken staat, maar hij leefde als een particulier en gemeen man, totdat hij openlijk van al het volk ingehuldigd was.
 
9)Toen werd de Geest Gods vaardig over Saul,
Dat is, van stonde aan heeft God door de kracht zijns Geestes Saul gegeven de gaven, sterkte en kloekmoedigheid om zich tegen de Ammonieten te stellen.
 
10)zijn toorn ontstak zeer.
Te weten, tegen Nahas, omdat hij zulke schandelijke conditiën van het verdrag den inwoners van Jabes had voorgeschreven.
 
11)zond ze in alle landpalen van Israël
Te weten, de stukken der ossen, opdat de Israëlieten die ziende, gedenken zouden, wat schade hun zou overkomen, zo zij weigerden Saul in dezen tocht te volgen.
 
12)boden,
Hetzij van de boden der Jabesieten, of anderen, die hij daartoe verkoren had.
 
13)Samuel,
Samuel wordt hier bijgevoegd, omdat hij als richter en profeet mede is getogen, om dit ontzet te doen, gelijk blijkt 1 Sam. 11:12; inzonderheid dewijl Saul in het rijk nog niet openlijk bevestigd was.
 
14)de vreze des HEEREN op het volk,
Dat is, een vrees, die de Heere hun aanjoeg.
 
15)telde hen
Of, monsterde hen.
 
16)te Bezek;
Dat is, in de landpale omtrent de stad Bezek, van welke gesproken wordt Richt. 1:5.
 
17)zij tot de boden,
Te weten, Samuel en Saul.
 
18)zeiden:
Te weten, tot de Ammonieten, die hen belegerden.
 
19)Morgen zullen wij tot ulieden uitgaan,
Welverstaande, zo er geen ontzet komt; zie 1 Sam. 11:3. Zij verzwijgen het ontzet, dat hun toegezegd was, opdat de vijand op zijn hoede niet zijn zou, maar onvoorziens verrast en overvallen mocht worden.
 
20)des anderen daags,
Het schijnt dat dit geschied is des anderen daags, nadat de boden van Jabes vertrokken waren naar de stad; en het was den achtsten dag na de belofte van de stad over te geven, zo zij in zeven dagen niet ontzet werden.
 
21)hopen,
Hebreeuws, hoofden. Alzo ook Richt. 7:16,20.
 
22)des legers,
Te weten, der Ammonieten.
 
23)de morgenwake,
Te weten, wanneer men pleegt van de wacht af te trekken.
 
24)Er zal te dezen dage
Zie dergelijk exempel 2 Sam. 19:22.
 
25)zeide Samuel tot het volk:
Te weten, in het leger bij Jabes, nadat zij de Ammonieten geslagen en alzo Jabes ontzet hadden.
 
26)het koninkrijk aldaar vernieuwen.
Dat is, Saul aldaar in het koninkrijk bevestigen. Er waren daar enigen, die Saul niet hadden willen aannemen tot hun koning, 1 Sam. 10:27. Samuel twijfelde niet of de kwaadwilligen zouden hem nu wel aannemen, dewijl zij zijn dapperheid in den strijd gezien hadden, en de anderen hen hadden willen doden, maar Saul had zulks verhinderd.
 
27)voor het aangezicht des HEEREN te Gilgal;
Zie boven, 1 Sam. 10:17, en onder, 1 Sam. 14:18.