1) | zij bleven |
|
Dat is, zij hadden hun nachtrust in de kamers, die rondom den tempel gebouwd waren. Zie 1 Kon. 6:5.
|
|
2) | opening, |
|
Te weten, des tempels.
|
|
3) | en dat allen morgen. |
|
Hebreeuws, en tot morgen, morgen; dat is, telken morgen.
|
|
4) | van den dienst; |
|
Te weten, van den heiligen dienst.
|
|
5) | de bereiders |
|
Dat is, die het reukwerk bereiden, waren kinderen der priesters, met gemene Levieten.
|
|
6) | het reukwerk |
|
Hoe deze specerijen toebereid werden en wat daar al in gedaan werd, zie Exod. 30:34.
|
|
7) | Sallum, |
|
Zie boven, 1 Kron. 9:17,19.
|
|
8) | dat in pannen |
|
Hebreeuws, het werk der pannen. Zie Lev. 2:5, en Lev. 24:5.
|
|
9) | de broden |
|
Hebreeuws, over het brood der ordening; verstaande de toonbroden, welke twaalf waren; Exod. 35:13. Zodat hier het getal van één gesteld is voor het getal van vele.
|
|
10) | alle sabbatten |
|
Hebreeuws, op sabbaten, op sabbaten. Zie Exod. 25:30; Lev. 24:5, enz.
|
|
11) | dezen zijn ook |
|
Te weten, Levieten.
|
|
12) | der vaderen |
|
Dat is, der vaderlijke huizen.
|
|
13) | kameren, |
|
Versta hier, de kamers der priesters, die aan den tempel waren.
|
|
14) | dienstvrij; |
|
Te weten, van andere diensten.
|
|
15) | want dag en nacht |
|
Hij wil zeggen, dewijl zij met zingen en met gezangen te stellen altijd moesten bezig zijn, naar de orde van David gemaakt, 1 Kron. 25:1, zo waren zij ook vrij van alle andere lasten.
|
|
16) | hadden gewoond |
|
Te weten, ten tijde van Saul. En alzo komt de schrijver van dit boek hier wederom tot het verhaal van de afkomst en het geslacht van Saul en zijner nakomelingen, waarvan hij boven, 1 Kron. 8:29, begonnen is te spreken.
|
|
17) | zijner zuster |
|
Boven, 1 Kron. 8:29, staat zijner huisvrouw. Hetwelk men kan nemen in zulken zin, als Abraham zeide, Gen. 20:2,5,12, dat Sara zijn zuster was.
|
|
18) | Ner, |
|
Niet de vader van Abner, maar een anderen Ner, want deze is niet geweest de vader van Kis, maar zijn broeder; 1 Sam. 14:50,51.
|
|
19) | woonden ook te Jeruzalem, |
|
Zie boven, 1 Kron. 8:32,33,34.
|
|
20) | Thaerea. |
|
Versta hierbij, en Achaz, uit 1 Kron. 9:42. Zie 1 Kron. 8:35.
|
|
21) | Achaz |
|
Deze Achaz is ook een zoon van Micha geweest.
|
|