1)Dat late God
Hebreeuws, dat zij mij van mijn God verre.
No Link found
 
2)Zou ik
Zie 2 Sam. 23:17.
 
3)Met gevaar
Hebreeuws, met, of, op hun zielen; dat is, met gevaar van hun leven.
 
4)met gevaar huns levens
David herhaalt zijn vorige woorden, uit grote verwondering. Zie gelijke manier van spreken Gen. 49:4.
 
5)drie;
Te weten, van welken straks zal gesproken worden, van Abisai, in 1 Kron. 11:20 van Benaja, 1 Kron. 11:22, en van Asahel, 1 Kron. 11:26, naar sommiger mening.
 
6)had hij een naam
Anders, maar hij had geen naam onder die drie. De verscheidenheid der uitlegging ontstaat uit de verscheidenheid van het schrijvenen lezen van den Hebreeuwsen tekst.
 
7)maar
De mening is, dat hij in sterkte en in kloeke daden bij de voorgaande andere drie, van welke 1 Kron. 11:15 gesproken is, niet was te vergelijken.
 
8)Kabzeel,
Dit was een stad in den stam van Juda gelegen; Joz. 15:21.
 
9)hij versloeg
Zie 2 Sam. 23:20.
 
10)leeuwen
Enigen verstaan hier door leeuwen sterke mannen als leeuwen.
 
11)in het midden
Dat is, in een put of gracht.
 
12)in den sneeuwtijd.
Hebreeuws, in den dag der sneeuw, of op een sneeuwdag.
 
13)een man van grote lengte,
Hebreeuws, een man der mate; dat is, een man van grote maat en lengte. Zie 2 Sam. 23:21.
 
14)vijf ellen;
Goliath was zes ellen en een span lang, 1 Sam. 17:4.
 
15)een weversboom;
Dat is, zo dik als een weversboom. Zo dik was ook Goliaths spies.
 
16)een staf,
Een stok en slinger waren ook Davids wapen, toen hij met Goliath ging strijden.
 
17)hij doodde hem
Dit had David ook gedaan, 1 Sam. 17:51.
 
18)hij een naam
Dat is, hij was vermaard; te weten, vanwege zijn sterkte en kracht.
 
19)die drie helden.
Deze drie helden zijn geweest in de tweede ordening, en waren: Abisai, Benaja en Asahel.
 
20)die dertig;
Zie 2 Sam. 23:24, daar worden deze dertig en anderen meer genoemd.
 
21)de drie niet.
Te weten, van welken 1 Kron. 11:18 gesproken is.
 
22)zijn trawanten.
Hebreeuws, over zijn gehoorzaamheid; dat is over zijn gehoorzamen; verstaande daarbij zijn trawanten of lijfwacht, die altijd bij en omtrent den koning waren om zijn bevelen te gehoorzamen.
 
23)Elhanan,
Anders, Elchanan zijns ooms zoon van Bethlehem.
 
24)van de beken van Gaas;
Anders, uit een van de valleien, of, laagten; dat is, uit een derzelve.
 
25)nochtans
Dat is, de dertig helden, van welken tevoren gesproken is, waren in kracht en in daden treffelijker dan Hadina en degenen, die hierna genoemd worden.