1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66


1HEERE! Gij zijt mijn God,1) U zal ik verhogen, Uw Naam zal ik loven, want Gij hebt wonder gedaan;2) Uw raadslagen van verre3) zijn waarheid en vastigheid.4)
2Want Gij hebt5) van de stad6) een steenhoop gemaakt;7) de vaste stad tot een vervallen hoop; het paleis der vreemdelingen, dat het geen stad meer zij, in eeuwigheid zal zij niet herbouwd worden.
3Daarom zal U een machtig volk8) eren, de stad der tirannische volken9) zal U vrezen.
4Want12) Gij zijt den arme10) een Sterkte geweest, een Sterkte den nooddruftige, als hem bange was; een Toevlucht tegen den vloed, een Schaduw tegen de hitte; want het blazen13) der tirannen is als een vloed tegen een wand.
5Gelijk de hitte14) in een dorre plaats, zult Gij de onstuimigheid der vreemdelingen nederdrukken; gelijk de hitte door de schaduw15) ener dikke wolk, zal het gezang16) der tirannen vernederd worden.
6En de HEERE17) der heirscharen zal op dezen berg18) allen volken19) een vetten20) maaltijd maken, een maaltijd van reinen21) wijn, van vet22) vol mergs, van reine wijnen, die gezuiverd zijn.
7En Hij zal op dezen berg verslinden23) het bewindsel24) des aangezichts, waarmede alle volken bewonden zijn, en het deksel,25) waarmede alle natien bedekt zijn.
8Hij zal den dood verslinden26) tot overwinning,27) en de Heere HEERE zal de tranen van alle aangezichten28) afwissen; en Hij zal de smaadheid Zijns volks van de ganse aarde29) wegnemen; want de HEERE heeft het gesproken.
9En men zal te dien dage zeggen: Ziet, Deze30) is onze God; wij hebben Hem verwacht, en Hij zal ons zalig maken.31) Deze is de HEERE, wij hebben Hem verwacht, wij zullen ons verheugen en verblijden in Zijn zaligheid.32)
10Want de hand33) des HEEREN zal op dezen berg rusten; maar Moab34) zal onder Hem35) verdorst worden, gelijk het stro verdorst wordt tot mest.36)
11En Hij zal37) Zijn handen38) uitbreiden in het midden van hen, gelijk als een zwemmer die uitbreidt om te zwemmen, en Hij zal hun hoogmoed vernederen met de lagen40) hunner handen.
12En Hij zal de hoge vesten41) uwer muren42) buigen, vernederen, ja, Hij zal ze43) ter aarde44) tot het stof toe doen reiken.