|
---|
1 | En te dienzelfden dage1) zult gij zeggen:2) Ik dank U, HEERE! dat Gij3) toornig op mij geweest zijt, maar Uw toorn is afgekeerd, en Gij troost mij.
|
2 | Ziet, God is mijn Heil,4) ik zal vertrouwen en niet vrezen; want de Heere HEERE is mijn Sterkte5) en mijn Psalm,6) en Hij is mij tot Heil geworden.
|
3 | En gijlieden zult water7) scheppen met vreugde uit de fonteinen8) des heils;
|
4 | En zult te dienzelfden9) dage zeggen: Dankt den HEERE,10) roept Zijn Naam aan,11) maakt Zijn daden bekend onder de volken! vermeldt,12) dat Zijn Naam verhoogd is.
|
5 | Psalmzingt13) den HEERE,14) want Hij heeft heerlijk dingen15) gedaan; zulks zij bekend op den gansen aardbodem.
|
6 | Juich en zing vrolijk, gij inwoneres van Sion! want17) de Heilige18) Israels is groot19) in het midden van u.
|
|
---|