1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13


1Laat ons dan vrezen,1) dat niet te eniger tijd, de belofte van in Zijn rust in te gaan nagelaten zijnde,2) iemand van u schijne achtergebleven te zijn.3)
2Want ook ons is het Evangelie verkondigd, gelijk als hun;4) maar het woord der prediking5) deed hun geen nut, dewijl het met het geloof niet gemengd was6) in degenen, die het gehoord hebben.
3Want wij, die geloofd hebben, gaan in de rust,7) gelijk Hij gezegd heeft:8) Zo heb Ik dan gezworen in Mijn toorn: Indien zij zullen ingaan9) in Mijn rust! hoewel Zijn werken10) van de grondlegging der wereld af al volbracht waren.11)
4Want Hij heeft ergens van den zevenden dag aldus gesproken: En God heeft op den zevenden dag van al Zijn werken13) gerust.14)
5En in deze plaats15) wederom: Indien zij in Mijn rust zullen ingaan!
6Dewijl dan blijft,16) dat sommigen in dezelve rust ingaan, en degenen, dien het Evangelie eerst verkondigd was,17) niet ingegaan zijn vanwege de ongehoorzaamheid,
7Zo bepaalt Hij wederom een zekeren dag, namelijk heden, door David zeggende,19) zo langen tijd daarna20) (gelijkerwijs gezegd is): Heden, indien gij Zijn stem hoort, zo verhardt uw harten niet.
8Want indien Jozua hen21) in de rust gebracht heeft,22) zo had Hij daarna niet gesproken van een anderen dag.
9Er blijft dan een rust over23) voor het volk Gods.24)
10Want die ingegaan25) is in zijn rust, heeft zelf ook van zijn werken gerust, gelijk God van de Zijne.
11Laat ons dan ons benaarstigen, om in die rust in te gaan;26) opdat niet iemand in hetzelfde voorbeeld27) der ongelovigheid valle.28)
12Want het Woord Gods29) is levend en krachtig,30) en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard,31) en gaat door tot de verdeling der ziel32), en des geestes, en der samenvoegselen,33) en des mergs, en is een oordeler der gedachten34) en der overleggingen des harten.
13En er is geen schepsel onzichtbaar voor Hem;35) maar alle dingen zijn naakt en geopend voor de ogen Desgenen,36) met Welken wij te doen hebben.37)
14Dewijl wij dan38) een groten Hogepriester hebben, Die door de hemelen39) doorgegaan is,40) namelijk Jezus, den Zoon van God, zo laat ons deze belijdenis vasthouden.41)
15Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar Die in alle dingen,42) gelijk als wij,43) is verzocht geweest, doch zonder zonde.
16Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot den troon der genade,44) opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen, en genade vinden, om geholpen te worden45) ter bekwamer tijd.46)