1 2 3 4 5


1Geliefden, gelooft niet een iegelijken geest, maar1) beproeft de geesten,2) of zij uit God zijn;3) want vele valse profeten zijn4) uitgegaan in de wereld.5)
2Hieraan kent gij6) den Geest van God:7) alle geest, die8) belijdt,9) dat Jezus Christus10) in het vlees gekomen is,11) die is uit God;12)
3En alle geest, die niet belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, die is uit God niet; maar dit is de geest van13) den antichrist, welken geest gij gehoord hebt, dat komen zal, en is nu alrede in de wereld.
4Kinderkens, gij zijt uit God,14) en hebt hen15) overwonnen; want16) Hij is17) meerder,18) Die in u is,19) dan die in de wereld is.20)
5Zij zijn uit21) de wereld23), daarom spreken zij uit de wereld,22) en de wereld hoort hen.24)
6Wij zijn25) uit God.26) Die God kent,27) hoort ons;28) die uit God niet is, hoort ons niet. Hieruit kennen wij29) den geest der waarheid,30) en den geest der dwaling.31)
7Geliefden! Laat ons elkander liefhebben, want de liefde is uit God; en een32) iegelijk, die liefheeft, is uit God geboren,33) en kent God;34)
8Die niet liefheeft, die heeft God niet gekend; want God is liefde.35)
9Hierin is de liefde Gods jegens ons36) geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden37) leven door Hem.38)
10Hierin is de liefde, niet39) dat wij God liefgehad hebben,40) maar dat Hij ons lief heeft gehad,41) en Zijn Zoon gezonden heeft tot een verzoening voor onze zonden.
11Geliefden, indien God ons alzo lief heeft gehad,42) zo zijn ook wij schuldig43) elkander lief te hebben.44)
12Niemand heeft45) ooit God aanschouwd;46) indien wij elkander liefhebben, zo blijft God in47) ons, en Zijn liefde is48) in ons volmaakt.49)
13Hieraan kennen wij, dat wij in Hem blijven, en Hij in ons, omdat Hij ons50) van Zijn Geest gegeven heeft.
14En wij hebben het aanschouwd, en51) getuigen, dat de Vader Zijn Zoon gezonden heeft tot een Zaligmaker der wereld.52)
15Zo wie beleden zal hebben,53) dat Jezus de Zoon van God is, God blijft in hem,54) en hij in God.
16En wij hebben gekend en geloofd de liefde, die God tot ons heeft.55) God is liefde;56) en die in de liefde57) blijft, blijft in God, en God in hem.
17Hierin is de58) liefde bij ons volmaakt, opdat wij vrijmoedigheid mogen59) hebben in den dag des oordeels, namelijk dat gelijk Hij is,60) wij ook zijn in deze wereld.
18Er is in de liefde61) geen vrees, maar62) de volmaakte liefde63) drijft de vrees buiten;64) want de vrees heeft65) pijn, en die vreest,66) is niet volmaakt in de liefde.67)
19Wij hebben Hem lief,68) omdat Hij ons69) eerst liefgehad heeft.
20Indien iemand zegt: Ik heb God lief; en haat zijn broeder,70) die is een leugenaar;71) want die zijn broeder niet liefheeft, dien hij gezien heeft,72) hoe kan hij God73) liefhebben, Dien hij niet gezien heeft?
21En dit gebod hebben wij van Hem, namelijk dat die God liefheeft, ook zijn broeder liefhebbe.