1 2 3 4 5 6


1 Timothëus 2
1Ik vermaan dan voor alle dingen, dat gedaan worden smekingen, gebeden, voorbiddingen, dankzeggingen, voor alle mensen;
2Voor koningen, en allen, die in hoogheid zijn; opdat wij een gerust en stil leven leiden mogen in alle godzaligheid en eerbaarheid.
3Want dat is goed en aangenaam voor God, onzen Zaligmaker;
4Welke wil, dat alle mensen zalig worden, en tot kennis der waarheid komen.
5Want er is een God, er is ook een Middelaar Gods en der mensen, de Mens Christus Jezus;
6Die Zichzelven gegeven heeft tot een rantsoen voor allen, zijnde de getuigenis te zijner tijd;
7Waartoe ik gesteld ben een prediker en apostel (ik zeg de waarheid in Christus, ik lieg niet), een leraar der heidenen, in geloof en waarheid.
8Ik wil dan, dat de mannen bidden in alle plaatsen, opheffende heilige handen, zonder toorn en twisting.
9Desgelijks ook, dat de vrouwen, in een eerbaar gewaad, met schaamte en matigheid zichzelven versieren, niet in vlechtingen des haars, of goud, of paarlen, of kostelijke kleding;
10Maar (hetwelk de vrouwen betaamt, die de godvruchtigheid belijden) door goede werken.
11Een vrouw late zich leren in stilheid, in alle onderdanigheid.
12Doch ik laat de vrouw niet toe, dat zij lere, noch over den man heerse, maar wil, dat zij in stilheid zij.
13Want Adam is eerst gemaakt, daarna Eva.
14En Adam is niet verleid geworden; maar de vrouw, verleid zijnde, is in overtreding geweest.
15Doch zij zal zalig worden in kinderen te baren, zo zij blijft in het geloof, en liefde, en heiligmaking, met matigheid.


[Vorig hoofdstuk][Volgend hoofdstuk]